Saint-Estèphe proeven bij de Commanderie de Bordeaux
Dit jaar had ik voor de tweede keer het genoegen aanwezig te mogen zijn bij een proeverij van de Commanderie de Bordeaux aux Pays-Bas. Als locatie voor de jaarlijkse proeverij, die ditmaal in het teken stond van de appellation Saint-Estèphe, diende de residentie van de Franse ambassadeur in Den Haag.
Een stijlvolle locatie, zij het wel met een al vele jaren hardnekkig manco: de volstrekt ondermaatse kwaliteit van het glaswerk. Eigenlijk is dat een schande. Want zeg nu zelf, een grand vin uit la Grande Nation verdient toch zeker een grand verre? Zeker wanneer die wijn uit een allesbehalve kinderachtige gemeenteappellation in de Médoc komt.
Saint-Estèphe
Saint-Estèphe is de noordelijkste van de vier grote gemeenteappellations in de Médoc, d.w.z. gemeenteappellations met crus classes binnen hun grenzen. Binnen de hiërarchie van die vier staat het op de laatste plaats, na Pauillac, Saint-Julien en Margaux. Het heeft van die vier nu eenmaal de minste crus classés, vijf in totaal. Dat is simpelweg een kwestie van een weliswaar goed, maar op de meeste plaatsen net niet excellent terroir wegens soms wat te rijke kleibodems. Net niet de top binnen de stellaire context van de Médoc. De grootste uitdaging voor producenten was, is en blijft tanninebeheersing. Harde tannine van de rustieke soort was ooit het zogenaamd ‘typische’ handelsmerk van de appellation, maar dat is in hoge mate onzin. Dat had en heeft namelijk minstens zo veel met dubieus wijngaardbeheer en dito keldertechniek te maken als met de invloed van de bodem.
Gentrificatie
Saint-Estèphe dus, waar de meeste producenten zich nog steeds als vignerons beschouwen en niet als grands seigneurs. Hoewel, het grote geld heeft zich ook daar inmiddels wel doen gelden, ongeacht of het nu om de Franse telecombroers Bouygues op Montrose gaat of de Vlaamse farmaceut Cardon op La Haye. Saint-Estèphe is vandaag de dag in dat opzicht een stuk minder ‘boers’ dan het ooit was. Voor een deel van de wijnen geldt dat gelukkig ook, zij het dat er voor andere nog wel enige ruimte voor verandering is. De meeste van de aanwezige producenten presenteerden hun jaargangen 2001, 2009 en 2011. Niet dat iedereen zich geroepen voelde om zich te voegen naar het format – Fransen zullen wel nooit begrijpen hoe belangrijk eendrachtig optreden is –, maar desondanks bood de proeverij een aardig inzicht in de sterke en minder sterke punten van de appellation. Châteaux staan genoemd in alfabetische volgorde.
Bel-Air Ortet
Direct de voor mij grootste revelatie van de hele proeverij. Moderne en met merkbaar veel zorg gemaakte boetiekwijn. Afkomstig van slechts 3,5 hectare wijngaard met kiezelbodem op de top van een croupe en met perfecte drainage. Assemblage van ongeveer gelijke delen cabernet en merlot met 12 maanden hout, waarvan een derde nieuw.
2010 – Ingetogen, concentratie, mooie balans tussen intens fruit en hout, fijne tannine, veel sap, veel lengte. Alleen nog wel even afblijven.
2011 – Al wat toegankelijker, ook hier sap, rondeur, diepte en mooi hout. Blijft dicht in de buurt van 2010. Verrassend!
Clauzet
Sinds 1997 eigendom van de Antwerpse (haven)baron Maurice Velge, door hem uitgebreid tot een oppervlakte 23 hectare. Omringd door louter beroemde buren, dus dat schept verplichtingen. Clauzet presteert zeker niet slecht, maar er zit wellicht toch nog wat meer in.
2001 – Ontwikkeld zoals alle wijnen uit 2001. Middelintens en afgerond met wat hartigheid en een zoetje.
2009 – Neus geeft zich nog niet helemaal – of speelt het beroerde glas een rol? –, soepele smaak, rood fruit, lichte tannine, best in orde maar wat gewoontjes.
2011 – Een tikje sauvage met onrijpe, rustieke tannine en een groene toets. Finesse komt er dus nogal bekaaid van af.
de Come
Evenals Clauzet sinds 1997 eigendom van Velge nadat het bijna verdwenen was. Bezit van 7 hectare dat volgens de eigenaar de meest vrouwelijke en meest op Saint-Julien lijkende wijn van Saint-Estèphe zou produceren. Een opvatting die op zijn zachtst gezegd enig inlevingsvermogen vraagt.
2001 – Voor de liefhebbers van wat wel eens ‘klassiek’ genoemd wordt (maar dat niet is!): licht, dun, drogend en wel erg bescheiden finesse.
2009 – Totaal anders, bijna exotisch ‘Chileens’ aroma, heftige smaak, nadrukkelijke concentratie (door overextractie?), markante tannine. Als dat maar goed gaat.
2011 – Vrij lichte en strakke wijn, wat ziltige neus, in de smaak salmiak, weinig fruit, drogende finale.
Cos Labory
Een van de twee crus classés op de proeverij. Naaste buur van Cos d’Estournel dat zich, net als Montrose en Calon-Ségur, natuurlijk veel te goed voelde om aanwezig te zijn. Kwalitatief ver van die andere Cos af, terwijl ook de vergelijking met diverse crus bourgeois twijfelachtig uitvalt.
2001 – Gerijpt, licht en wat boers. Niet bijzonder.
2009 – Beste van de drie geproefde jaren, maar daarom nog niet indrukwekkend.
Aardige vulling, maar vertoont al sporen van oxidatie. Laten we hopen dat het aan de fles lag. Al lijkt premature oxidatie ook in Bordeaux geen uitzondering.
2011 – Oei, wat is dit nu? Plantaardig, onrijp, op het weeë af.
Cossieu-Coutelin
Evenals Bel-Air Ortet een boetiekwijn uit de stal van Cheval Quancard met 3,3 hectare wijngaard. Assemblage van gemiddeld tweederde cabernet en een derde merlot met het nodige nieuwe hout bij de opvoeding.
2003 – Typisch 2003: rijp, ietwat gestoofd fruit, kruidigheid, beschaafde tannine, doorsnee complexiteit en lengte. Volledig op dronk. Correct.
2009 – In alle opzichten tamelijk geconcentreerd, maar wel soepel en sappig en met rijpe tannine. Goede wijn, representatief voor 2009, heeft als jaar meer te bieden dan 2003.
La Haye
Het nieuwe bezit van de in farmaceutica handlende Vlaming Chris Cardon (zie Perswijn 2014/ 6). Die had alleen de hand in de 2012.
2005 – Boerse wijn met volop peperige tannine en stevige bitters maar nauwelijks fruit. Ouderwets rustiek.
2009 – Beter in balans dan 2005, maar ook hier is de tannine nogal dominant en niet helemaal rijp.
2012 – Een wijn die overduidelijk met nieuw eikenhout in aanraking is geweest!
Erg jong ook nog, dus even afwachten of een en ander gaat versmelten. De lengte stemt alvast optimistisch.
Lafon-Rochet
Na Cos Labory de enige andere cru classé in Den Haag. En hé, dit is er een die wel wijnen maakt die naar meer smaken.
2001 – Vitaal, lekker rijp fruit, functioneel hout, de juiste aanwezigheid van tannine en een prima lengte. Beste 2001 van de proeverij!
2009 – Echt 2009: compact, door en door rijp, plezierige tannine, wel pittig maar niet drogend, uitstekende balans. Voor nu en later.
2011 – Een stapje terug lager op de ladder: onaf, matig fruit, wel straffe tanninebitters, groene toon, iets te overdadig geëxtraheerd?
Le Crock
Het blijft een wat rare naam. Als het nu een grappig bedoelde Australische merknaam was, tja, dan zou ik hem wel begrijpen. Maar in de Médoc? Krokodillen zwemmen bij mijn weten (nog) niet rond in de Gironde. Niet ter hoogte van Saint-Estèphe althans. En bij krokodillenvlees kun je beter een Australische Chardonnay drinken dan een Médoc. Dit echter terzijde. We hebben hier te maken met een van de bekendere namen in de rangen van de crus bourgeois. Betrouwbare wijnen van kiezelbodem met cabernet sauvignon als belangrijkste druif.
2001 – Volledig ontwikkeld, begint tertiaire trekjes te vertonen, aan de lichte kant en wat kort in afdronk.
2009 – Volbloed 2009: verleidelijk, vol en vlezig met volop rijp fruit, een solide tanninestructuur en lengte. Goed.
2012 – Gesloten, minder rijk dan 2009, eerder een middengewicht dan een zwaargewicht, balans in orde. Ruime voldoende.
Lilian Ladouys
Met 47 hectare wijngaard (verdeeld over 90 perceeltjes!) een van de grotere burgerchâteaux in Saint-Estèphe. Goede wijnen, voor ongeveer 60 procent gemaakt van cabernet sauvignon.
2009 – Rijpe en gerijpte wijn – vooral vergeleken met 2010 –, vol, rijk, prima tannine, goede lengte. Nu al aangenaam drinkbaar.
2010 – Middelintense geur, soepele smaakaanzet, goede vulling, toefje hout, stevige maar niet drogende tannine, bovengemiddelde lengte. Nog een stuk gereserveerder dan 2010.
2011 – Slank, aardig fruit, markante bitters, dipje in het midden, redelijke afdronk.
de Pez
Gevestigde naam uit de rangen van de crus bourgeois, te vinden in de buurtschap Pez. Een van de oudste bezittingen in Saint-Estèphe, sinds 1995 eigendom van Champagne Louis Roederer. Wijngaard op kiezelbodem van 38 hectare met bijna de helft merlot en cabernet sauvignon plus wat aanvulling.
2001 – Volledig ontwikkeld, lichtvoetige structuur maar uitgebalanceerd, kruidig dropje na.
2009 – Totaal anders, lijkt met zijn soepelheid en gulheid wel een merlotwijn (!) van de Rechteroever. Echte charmeur. Nu al heerlijk drinkbaar.
Phélan-Ségur
Château waar ik mooie persoonlijke herinneringen aan heb, maar dat de afgelopen jaren bepaald geen toonbeeld van consistentie is geweest. En dat is diplomatiek uitgedrukt. Ook de verkoop van niet minder dan 25 hectare wijngaard aan Montrose geeft nog steeds ernstig te denken. Maar niettemin.
2001 – Goede kleurdiepte, aardse geur, gerijpt, vrij slank, nogal boers accent. Niet langer meer laten liggen.
2009 – Oogstjaar 2009 ten voeten uit: door en door rijp, vlezig, tannine van de aangename soort, nog wat hout en vooral lekker.
2011 – Open, verleidelijk, gemiddelde vulling, vanilletoets, in balans, absoluut geslaagd voor het jaar.
Saint-Estèphe
Een naam die verplichtingen met zich meebrengt. Zou je zo zeggen. Alleen vallen de wijnen bar tegen. Is de vinification traditionnelle hier wellicht wat te traditioneel en/of is het terroir minder glorieus dan men zo graag wil doen geloven?
2009 – Weinig intensiteit en concentratie gelet op het jaar, terwijl het schort aan precisie. Grove tannine, bijna wrange finale, ouderwets in negatieve zin. Tegenvaller.
2011 – Min of meer een herhaling van zetten. Groen en tannineus, nee.
Ségur de Cabanac
Klein bezit van 7 hectare, eigendom van de familie Delon van Moulin de la Rose in Saint-Julien. Gedistingeerde wijnen van 60 procent cabernet en 40 procent merlot.
2001 – Mooi ontwikkeld, ronding, hartig dropje, aardige lengte.
2009 – Gesloten, concentratie, meer body, pittige tannine, grip, stijlvol. Nog wel even mee wachten.
2011 – Ook gesloten, aardse toets, hout, wat minder concentratie dan 2009, wel evenwichtig, eerder gereserveerd dan streng.
Tot besluit
De wijnen uit het vrij lichte jaar 2001 bleken vrijwel zonder uitzondering in het stadium te zijn waarin ze opgedronken moeten worden. Engelsen van de oude school zouden ze waarschijnlijk betitelen als luncheon clarets, en daar zit wel wat in. 2009 is een heel ander verhaal. Het is een heel rijp jaar, precies wat Saint-Estèphe nodig heeft met het oog op een aangename tanninestructuur. Een van de aanwezige producenten type omschreef het prachtig als een millésime de pâtisserie. De vergelijking met 2011 is leerzaam, omdat je daarbij goed merkt wat optimale rijpheid doet. Saint-Estèphe 2011, juist niet optimaal rijp, is daarom weinig homogeen, maar laat wel zien wie de echt goede producenten zijn.