Bordeaux revisited IV - Perswijn
Achtergrond & Interviews

Bordeaux revisited IV

Van 8 tot met 14 januari 2012 verbleef Lars Daniëls met Ronald de Groot in Bordeaux, om in vijf dagen de meeste topproducenten te bezoeken en bijna alle Grands Crus Classés (GCC) uit 2008 en 2009 te proeven. Vandaag deel 4 van zijn verslag.Tekst en foto’s: Lars Daniëls MV
NB: de scores zijn persoonlijke scores van de auteur en kunnen wat afwijken van de scores zoals gepubliceerd in Perswijn nummer 2 van 2012.

Dinsdag 10 januari 2012 – deel II

Op naar Mouton, nee, naar Clerc-Milon

Veel tijd om na te genieten en uit te buiken van die heerlijke lunch op Batailley was er niet: de zware plicht riep. We moesten naar Mouton-Rothschild… Of toch niet, bleek aan de poort. Ze waren aan het verbouwen -al dat geld moet toch ergens voor gebruikt worden- en we werden naar Clerc-Milon gestuurd. Nu is dat geen straf, want daar is de verbouwing bijna af en zijn de ontvangstfaciliteiten en de vatenkelder erg fraai. Ze hebben niet alleen geïnvesteerd in onroerend goed en uitrusting, maar ook in personeel.

Sinds begin 2009 heeft Jean-Emmanuel Danjoy de leiding over Clerc-Milon, na bijna tien jaar assistent-wijnmaker te zijn geweest bij Opus One in Napa. Hij doet, onder de supervisie van Philippe Dhalluin, zeer goed werk en heeft bijgedragen aan de recente rise to fame van Clerc-Milon. Ook ik was zeer onder de indruk van zijn wijnen: Clerc-Milon 2008 16,75 pnt, 2009 17,25 pnt. Maar we kwamen natuurlijk vooral voor Mouton-Rothschild.

De tweede wijn, Le Petit Mouton, mag er zeker zijn, maar ik scoorde 2008 (16,25 pnt) hoger dan 2009 (16 pnt), een unicum deze week. Voor de Grand Vin de Château Mouton-Rothschild heb ik sinds een onvergetelijke ervaring met de variant uit 1982 een zwak. En daarmee val ik soms buiten de boot, want relatief veel échte kenners slaan Mouton toch wat lager aan dan de andere Premier Grand Cru Classés. De charme van Mouton, zijn heerlijke zwarte bessenfruit, komt ook in de wijnen van 2008 (18 pnt) en 2009 (18,5 pnt) prachtig naar voren. Maar als ik de totale wijnen moet waarderen, doen ze marginaal onder voor Lafite-Rothschild en zelfs Pontet-Canet. Trouwens, het etiket van Mouton 2009, gemaakt door de Indiase kunstenaar Anish Kapoor, is prachtig en zeer passend.

Le Grand Vin du Marquis

Het was alweer donker toen bleek dat Bernard Burtschy nog snel even een ontvangst op Château Léoville Las Cases had geregeld. En wat beter als opmaak voor wat ons later nog te wachten stond: alle GCC van Saint-Julien?


Las Cases, dé Super Second (hoogst aangeslagen onder de Deuxième Crus), is de benchmark voor de AOC Saint-Julien. De wijngaard voor de Grand Vin de Léoville du Marquis de Las Cases, zoals het zo mooi op het traditionele etiket staat, ligt ten noorden van het dorpje Saint-Julien-Beychevelle en wordt enkel door de Ruisseau de Juillac, een klein stroompje, gescheiden van de wijngaarden van Château Latour.

De Grand Vin van Léoville Las Cases heeft wel iets gemeen met die van Latour: zijn strengheid, die de wijn lang in zijn greep kan houden en liefhebbers én kenners bij tijd en wijlen ten zeerste frustreert. Ik kan dat wel begrijpen, want zowel de LLC 1986 als de LLC 1982, die ik in 2011 mocht drinken, kwamen nog gereserveerd over vergeleken bij andere hoge Grand Crus uit dezelfde jaren. De wijnen zijn in hun jeugd dan ook lastig juist te waarderen, maar buiten kijf staat hun enorme klasse en stijl.

Zelfs bij de 2008 leidde dat tot een inschatting van 17,5-18 pnt, de 2009 scoor ik nu hoger: 18-18,5 pnt. Léoville Las Cases heeft nog twee wijnen. Le Petit Lion (2008: 15 pnt, 2009: 15,5 pnt) geldt officieel als tweede wijn van Léoville Las Cases, terwijl Clos du Marquis echt van een aparte strook van wijngaarden komt, ten westen van het dorpje. Het is een zeer overtuigende wijn, met een inderdaad wat ander profiel dan de Grand Vin, hoewel er qua stijl (vrij strak, jong zeer gesloten) zeker grote overeenkomsten zijn. Hier vond ik 2008 geweldig (16,75 pnt) en was 2009 iets minder aantrekkelijk (16,25 pnt).

GCC Saint-Julien op Gruaud-Larose

Inmiddels was het eiwitgehalte in mijn speeksel door alle tannine tot een minimum gedaald, en we moesten nog een serie GCC Saint-Julien proeven. En ik vertel u eerlijk, ik kreeg het heel zwaar. Het probleem is dat het eiwitgehalte van het speeksel zich niet kan herstellen, als de pauzes tussen de proeverijen van sterk tannineuze wijnen te kort zijn. Tannine is geen smaak, zoals bitter, waaraan je kunt wennen. Het ‘gevoel’ van tannine is een zintuiglijke prikkeling, die alleen maar meer irriterend wordt naarmate in ‘inname’ van tannine voortduurt. En het gevolg daarvan is dat wijnen tannineuzer overkomen dan ze daadwerkelijk zijn, en het gevaar daarvan dat je ze te laag scoort. Enfin, er zit dan maar een ding op: veel pauzes nemen en proberen te neutraliseren met water en droge toastjes e.d. En op die manier was het toch mogelijk een betrouwbaar oordeel te vormen over de wijnen.

Het niveau van Saint-Julien was, net als het terroir, vrij homogeen. Onder de Châteaux zijn er nauwelijks echte uitvallers. Branaire-Ducru (2008: 16,5, 2009: 16,75), Gruaud-Larose (2008: 16,5, 2009: 16,25), Langoa-Barton (2008: 16 pnt, 2009: 16,5 pnt) en Léoville-Barton (2008: 16,5 pnt, 2009: 16,5 pnt) vormen een brede groep van subtoppers, met weliswaar stijlverschillen (gelukkig maar) maar weinig onderscheid in kwaliteit.

In de line-up zoals we voorgeschoteld kregen op Gruaud-Larose, sprong Léoville-Poyferré (2008: 17 pnt, 2009: 17,5 pnt) eruit, en dat verbaasde mij niet, na een aantal erg goede ervaringen de laatste jaren (o.a. Léoville-Poyferré 2003 is erg knap). Poyferré vindt daarmee aansluiting bij Ducru-Beaucaillou, dat we op maandagavond al bezochten, en Léoville Las Cases. Opvallend was het presteren van Château Saint-Pierre, waarvan ik vooral de 2009 erg goed vond (2008: 16 pnt, 2009: 17,25 pnt).

Diner op Cantenac-Brown (mét sigaren)

Ondanks de mooie wijnen, was ik erg blij dat het echte werken er op zat voor de dag. En zelden heb ik meer genoten van een slok Champagne als na de proeverij op Gruaud-Larose: wat had mijn palet daar behoefte aan! En het was niet zomaar een Champagne die Philippe Carmagnac, keldermeester van Gruaud, ons offreerde: Champagne Grand Cru Brut Cuvée 1522 van Philipponnat uit het prachtjaar 2002. Wow!


Met een enigszins schone en herstellende mond gingen we richting onze laatste afspraak, op Cantenac-Brown. Deze 3e Cru uit Margaux is nieuw leven ingeblazen door de Britse zakenman Simon Halabi, die het in 2006 overnam van AXA Millésimes, maar zo wijs was de wijnmaker te behouden: José Sanfins. Sanfins was onze gastheer van de avond, en liet ons natuurlijk eerst zijn wijnen proeven.

De tweede wijn, Brio de Cantenac-Brown, is een keurige wijn, met de elegantie van Margaux maar behoorlijk wat kracht. De Grand Vin van Cantenac-Brown lijkt mij op basis van de wijnen van 2008 (16 pnt) en 2009 (16,5 pnt) een goede middenmoter binnen de Crus van Margaux.

Na de korte proeverij volgde een heerlijk ontspannen diner, gevolgd door koffie in de salon. Mijn vermoeide ogen vielen op de prachtige humidor in de aanpalende ruimte, ongetwijfeld een soort van bibliotheek. Sanfins was mijn blik niet ontgaan (levensgenieters herkennen elkaar immer) en bood mij aan om iets moois op te steken. Het werd Partagas Serie D Nº4, een ideale after dinner sigaar, zeg ik, zonder groot kenner te zijn. Wat een dag loopt op zijn einde, bedacht ik me. En wat wordt het morgen weer heel anders, als we een dag lang Sauternes gaan proeven.

Lars Daniëls MV.

Volgende week deel vier van deze kleine serie over het bezoek van Lars Daniëls en Ronald de Groot aan de Bordeaux.

Reageer op dit item

nl Nederlands