Columns Archives - Perswijn

Columns

Kopstoot - Borrelpraat
Columns

Borrelpraat – de kopstoot

De rubriek over dranken die de eetlust opwekken en gesprekken op gang brengen

 

Deze keer: de kopstoot

De dag dat de coronalockdown werd uitgeroepen, zaten we in het Amsterdamse bruine café De Engelse Reet. We aten een hardgekookt ei en voor ons op tafel stond een kopstootje: een vers getapt pilsje met een jonge jenever ernaast. In Amsterdam wordt het duo ook wel een ‘stelletje’ genoemd. De jonge jenever kon vroeger ook een ‘lichte angst’ zijn (jonge jenever met een tik Angostura bitter). Variaties daarop waren ‘oude angst’ (met oude jenever) of een ‘katsie’ (jonge jenever met een tik Catz Elixer). Elk café had wel een stelletje staan met drie tot zes elixerflesjes erin. Hoe zat het ook alweer met jonge en oude jenever?

Ooit werd alle jenever gemaakt van 100% moutwijn, dat ook de basis vormt van whisky en bier. Door de uitvinding van de kolomdistillatie kon men plots uit goedkope gewassen (zoals melasse) neutrale alcohol stoken. De aroma’s en smaken van de granen verdwenen grotendeels en de jeneverbes kreeg een steeds prominentere rol. Jonge jenever hoeft nog maar minimaal 1,5% moutwijn te bevatten. De toevoeging ‘oude’ in oude jenever heeft, anders dan veel mensen denken, niets met de leeftijd of rijping te maken. Oude jenever bevat simpelweg meer moutwijn dan jonge jenever (minimaal 15%) en lijkt daarmee dus meer dan jonge jenever op de jenever van vroeger. Sommige oude jenevers rijpen op houten vaten, hoewel ook karamel als kleurstof wordt gebruikt. Aan oude jenever mag bovendien suiker toegevoegd worden.

Van oudsher vormt jonge jenever een klassiek duo met een pilsje. Beide glazen worden op de bar neergezet. Het tulpglas met een kopje erop oppakken is een doodzonde: eerst moet er geslurpt worden. Daarna neem je een slok bier en mogen de glazen desgewenst naar een tafel verplaatst worden. De mensheid is verdeeld over de vraag waarom dit duo zo populair is: dient het slok bier om de afdronk van de sterke drank te verzachten (in het Engels spreekt men van een ‘chaser’) of is de sterke drank om het bier op te peppen? Dezelfde vraag kan gesteld worden bij de varianten uit andere landen. Zo kent het noorden van Duitsland het ‘Herrengedeck’: een Korn met een glas bier. Finland heeft de ‘kossu-olut’, een (bij voorkeur) lokaal pilsje met een ‘kossu’ (Finse wodka uit gerst) ernaast. In Zuid-Korea wordt men graag snel dronken met een ‘somaek’. De naam is een samentrekking van ‘soju’ (een Zuid-Koreaans rijstdistillaat) en ‘maekju’ (het Koreaanse woord voor bier). Waar van een kopstootje en een Herrengedeck meestal rustig genipt wordt, worden de varianten in Finland en Zuid-Korea in een keer achterover geslagen.

Drink je (sterke) drank niet naast maar in je bier, dan heb je een heuse biercocktail. Klassiek is een ‘Berliner Weiße mit Schuss’, een ietwat zurig bier uit tarwe en rogge, dat veel mensen alleen te drinken vinden met een scheutje siroop erdoor. Ook Frankrijk kent biercocktails, vaak op basis van Picon, een ‘amer’ (bitter) uit Marseille. Giet een borrelglaasje Picon in een plaatselijk pils en je hebt een ‘Picon Bière’. Dit drankje is vooral populair in en rondom de Franse biercentra Lille en Straatsburg, maar ook in Luxemburg en België wordt het veel besteld. In Leipzig mengt men, net als in Berlijn, graag siroop door het zure lokale Gose Bier. Soms zet men naast datzelfde bier een Leipziger Allasch (een karwijzaadlikeur). Biercocktails en stelletjes. De mixen zijn verfrissend in de zomer, terwijl kopstootjes uitermate geschikt zijn om een koude winterdag mee door te komen. Niet voor niets spreekt men in Leipzig respectievelijk van een ‘Regenschirm’ en ‘Sonneschirm’. Iets in of naast je biertje. Vroeger om snel dronken te worden of slechte kwaliteit te verbloemen, tegenwoordig ook gewoon omdat het lekker is. En: experimenteren mag. Probeer bijvoorbeeld eens een Saison met een roggejenever, een Weizenbock met een oude vatgerijpte jenever of een Rauchbier met een goede gelagerde korenwijn. Vroeger vloeken in de kerk, tegenwoordig hip!

 

Thijs Akkerman

 

 

 

Columns

Overpeinzingen: Alcoholvrije wijn? Lastig verhaal

Als je een wijnblad maakt, zoals wij, komen bij de redacteuren voortdurend nieuwe ideeën langs voor proeverijen en artikelen. Bij wijn is dat ook niet bijzonder moeilijk. De keuze is reuze, laten we maar zeggen. Er zijn altijd wijngebieden en wijnboeren in opkomst. Elke nieuwe jaargang brengt weer andere wijnen voort. Er is altijd wel een relletje te melden of een of andere vorm van opschudding. Never a dull moment, mogen we wel zeggen. Maar vreemd genoeg, toen iemand onlangs riep dat we maar eens uitgebreid zouden moeten schrijven over alcoholvrije wijnen, werden we niet enthousiast. Dat er wijndrinkers zijn die overstappen naar alcoholvrij, prima natuurlijk. Maar van alcoholvrije wijnen worden we tot nu toe niet heel blij. Het klinkt misschien vreemd, maar als je gewend bent aan het drinken van wat zoetige wijnen zonder veel smaak, dan is de overstap niet zo moeilijk. Maar dat type wijn en dat type wijndrinker, daar richten wij ons nu eenmaal niet op. Wij kijken naar kwaliteit en karakter – niet te verwarren met duur, overigens. Want de grootste sport is het vinden van goede, betaalbare wijnen. En veel alcohol hoeft ook helemaal niet. Er zijn prachtige zoete Duitse Rieslings op de markt met weinig alcohol, die heel fijn en intens van smaak zijn. Maar smaak en aroma, daar draait het om.

Voor het volgende nummer van Perswijn sprak ik hierover met Ulrich Fischer, Hoofd van het Institut für Weinbau und Oenologie in Neustadt a/d Weinstrasse. Hij is een autoriteit op het gebied van aroma’s in wijn, waarnaar hij veel onderzoek heeft gedaan. Uit dat onderzoek blijkt dat je onder de 5% eigenlijk smaaktechnisch geen wijnbeleving meer ervaart. Bij bier zonder alcohol is dat minder het geval. Fischer verklaart dat met het veel kleinere verschil in alcohol tussen bier mét en zonder alcohol, bij pils zo’n vijf, zes procent. Veel minder dan bij wijn van pakweg 12%. Ook zijn bierproducenten al veel langer bezig met deze technologie. Bovendien helpt het koolzuur bij de smaakbeleving. Dat is bij wijn overigens ook zo. Mousserend met weinig alcohol of zonder alcohol is naar verhouding nog een aardig alternatief. De beste ‘wijn’ zonder alcohol die ik tot nu toe proefde was ook een mousserende wijn, van het Spaanse wijnhuis Torres. Volgens Fischer zijn er wel technieken mogelijk om meer smaak te geven, zoals schilcontact bij witte wijnen, maar het ‘haalt’ het toch niet bij het oorspronkelijke product, mét alcohol.

Je moet eigenlijk concluderen dat alcoholvrije wijn ‘maar’ een drankje is, en eentje met niet zoveel smaak, vaak opgekrikt met veel suiker. Waarom zou je dat drinken, en waarom zouden wij daar aandacht aan moeten besteden?

Onlangs waren we bij restaurant Nazka in Amsterdam. Naast het wijnarrangement wordt hier een ‘botanic pairing’ geserveerd, met drankjes die net als de wijn aansluiten bij de gerechten. Dit op basis van kruiden, vruchtensappen en zelfs paddenstoelen. Allemaal drankjes met écht veel smaak, en ook niet te zoet. Geen uitgeklede wijn, maar aangeklede, volwassen alternatieven. Sterker nog, bij een van de gerechten, een ceviche met een heel licht zoete aardbeiensaus sloot de ‘botanic pairing’ beter aan bij het gerecht dan de nét iets te zoete Brachetto d’Aqui van de wijnpairing. Kijk, dat bedoel ik. Waarom krampachtig alcoholvrije wijn willen drinken om mee te doen, terwijl er zulke uitstekende, smaakvolle alternatieven voorhanden zijn? Ik zou het niet weten.

En nu… vakantie. Mijn eerstvolgende overpeinzing verschijnt op maandag 1 september.

Ronald de Groot

 

 

Columns

Overpeinzingen: Suzuki-perikelen

Dit weekend stond er in de Volkskrant een interessant en genuanceerd artikel over de ‘gifbom’ aardbei. Op aardbeien worden naar verhouding veel bestrijdingsmiddelen gevonden. Nu zijn daar, zo meldt het artikel, normen voor, die in enkele gevallen worden overschreden. Deze normen zijn echter heel streng, zodat een lichte overschrijding hiervan niet direct tot een gezondheidsrisico leidt. De officiële gezondheidsrisico’s zijn berekend op de hoeveelheid bestrijdingsmiddelen en kilo’s lichaamsgewicht, zegt onderzoeker Daniel Figueiredo, van de Universiteit Utrecht in het artikel. ‘Als je de blootstelling aan pesticiden onderzoekt, moet je eerst de microgrammen gif terugrekenen naar de portie die je eet en dat verdelen over het eigen lichaamsgewicht. Met de hoeveelheden bestrijdingsmiddel uit de steekproeven wordt het dan lastig om deze zogeheten acceptable daily intake (ADI) te overschrijden. “Ik betwijfel of een kind een hele emmer aardbeien opeet”, zegt Figueiredo. “En dat dan elke dag hè, want daar is die grens op afgesteld.”

Ik moet even terugdenken aan de uitzending van Nieuwsuur, waarvoor ik enige tijd geleden was gevraagd. Dat item ging over PFAS in wijn. Ik had het item goed voorbereid, door goed te kijken naar de in de wijnen gevonden hoeveelheden PFAS en wat daar de consequenties van konden zijn. Het was net als met de aardbeien. De hoeveelheden waren zo gering, dat je zo’n 200 glazen wijn per dag zou moeten drinken om boven de toegestane drempelwaarde te komen. Daarnaast constateerde ik dat het onderzoek waarop het item was gebaseerd, niet representatief was. Op basis van het onderzoek kon niet worden geconcludeerd dat de PFAS in de wijn onomstotelijk in de wijn terecht zouden zijn gekomen door het gebruik van pesticiden. Onder meer omdat ook in sommige biologische wijnen veel PFAS werd gevonden en omdat de omvang van de steekproef veel te klein was. Mijn kritische opmerkingen haalden de uitzending niet. Ik kreeg de stellige indruk dat ze niet pasten in het ‘frame’ van de uitzending, namelijk dat het zorgelijk was dat er PFAS in wijn zat en dat het gebruik van pesticiden verwerpelijk is. Van Nieuwsuur had ik dit niet verwacht, eerlijk gezegd.

En, natuurlijk, andere tv-programma’s gaan ongegeneerd nog een stap verder. In een uitzending van het praatprogramma Humberto van 19 juni werden zelfs pertinente onwaarheden over het gebruik van pesticiden verkondigd. Nota bene een medewerker van het kritische onderzoeksprogramma Keuringsdienst van Waarde, Marijn Frank, zei daar dat een middel dat (onder andere) wordt gebruikt om kersen tegen suzuki-vliegjes te beschermen, Tracer, glyfosaat zou bevatten. Achteraf erkende ze dat ze de klok had horen luiden, maar niet wist waar de klepel hing. Humberto zond achteraf nog een vorm van rectificatie uit, maar het kwaad was natuurlijk al geschied.

Het is droevig te constateren dat nieuwsmedia, met name op televisie, continu op zoek lijken naar het laatste relletje. Niet alleen op het vlak van politiek, maar ook bij dit soort onderwerpen. Een actiegroep als PAN, het Pesticide Action Network, speelt daar handig op in. Dit was betrokken bij zowel het bericht over PFAS in wijn als bij de acties rond de ‘gifbom’ aardbei. Deze actiegroep leeft van dit soort opschudding, gegenereerd door knullig opgezette onderzoekjes. Ik heb nog een aardig nieuwtje voor ze: zelfs mensenvlees bevat tegenwoordig zoveel PFAS dat consumptie wordt afgeraden. Ideetje?

Met alle opschudding over de bescherming van kersen moeten we ons realiseren dat ook de wijnbouw in de greep is van de suzuki-vlieg en hoe zich daar tegen te beschermen. De suzuki-vlieg is een exoot, en een speciaal soort fruitvliegje dat gedijt op rijp fruit, dus op rijpe druiven. Het vliegje rukt de afgelopen jaren sterk op door de warmte in onze streken, als gevolg van de klimaatopwarming. Het vliegje boort door de schil en zorgt dat zich azijn in de druif vormt. Als je niet oppast, is je hele oogst in een paar dagen onbruikbaar, waardoor een heel jaar hard werken teniet wordt gedaan. Wijnboeren doen er alles aan om dit te voorkomen. Voortdurend opletten, geurvallen, bestrijdingsmiddelen, het opofferen van een hele rij druiven, alles wordt in stelling gebracht.

Het middel Tracer, in de uitzending van Humberto genoemd, is daarbij officieel nog niet toegestaan, omdat nog niet alle procedures zijn doorlopen. Kersentelers hebben er een ontheffing voor. Het is nota bene een natuurlijk product, dus biologisch geproduceerd. Misschien zouden de (praat)programma’s eens kunnen gaan over ingewikkelde regelgeving en stroperige bureaucratie. Maar ja, dat is oud nieuws, en geen lekker relletje.

Ronald de Groot

Columns

Overpeinzingen: Catastrofe of geen catastrofe in Duitsland?

Een opvallend bericht, rond half juni. ”Duitse wijnsector op rand van catastrofe. Meer dan de helft van de Duitse wijnproducenten dreigt failliet te gaan.” Was getekend, ‘Initiative Zukunft Deutscher Weinbau (ZDW)’, een vereniging van wijnmakers die alarm slaat over de toekomst van de sector.

Tja. De laatste tijd is de noodklok al zo vaak geluid, dat we er enigszins afgestompt van zijn geraakt, ik althans wel. Wat ook geldt voor het zo immens populaire fenomeen ‘brandbrief’. Die hebben we de afgelopen maanden ook in hoog tempo langs zien komen. Wat de luiders van noodklokken en de verzenders van brandbrieven precies proberen te bereiken, is me niet altijd duidelijk. En ook niet altijd wie er achter zit.

In het geval van boeren komt daar nog altijd bij dat ze een soort knuffelbaarheid hebben, het grote publiek heeft al snel medelijden met zielige boeren. Hier in Frankrijk, waar ik op dit moment verblijf, is dat zeker zo. De macht van de boeren gaat hier ver. Ik schonk wat Oostenrijkse wijnen tijdens een etentje. Ik kreeg te horen dat die hier in de supermarkt niet te koop zijn, want dat zouden de wijnboeren hier niet accepteren. Lidl en Intermarché hebben Spaanse wijnen uit de schappen gehaald, uit angst voor de boeren.

Daar staat tegenover dat boeren tegenwoordig heel moeilijk is. Droogte, noodweer, afhakende consumenten, anti-alcohol-lobby, er komt veel op ze af. Als we kijken naar de Nederlandse situatie, dan is het ook duidelijk hoe moeilijk het is. NRC schreef dit weekend dat er onder geen andere beroepsgroep in Nederland zoveel zelfdodingen voorkomen als bij boeren. Tussen 2013 en 2023 kwamen gemiddeld 17 per 100.000 agrariërs om het leven door suïcide. Het gaat om meerdere boeren per maand, al tien jaar lang, zo schrijft de krant.

Blijft de vraag wat we van deze door de vereniging van wijnbouwers verkondigde boodschap moeten denken. Ik sprak er over met Lars Daniëls, die stelt dat het verhaal vooral geldt voor bedrijven die niet met hun tijd meegaan, en die de verkopen op het wijngoed zien dalen. Als je bepaalde wijngoederen bezoekt, zie je nogal eens een wildgroei aan verschillende cuvées, omdat de boeren bang zijn vaste klanten te verliezen als ze een bepaalde geliefde wijn niet meer in de verkoop hebben. Dan maken ze er liever een nieuwe bij, zodat de klanten op een gegeven moment door de bomen het bos niet meer zien. Dat is maar een deel van het verhaal, want ondertussen zie je dat Duitse kwaliteitswijnen internationaal steeds beter scoren. Tegelijk komen heel steile hellingen langs de Moezel braak te liggen, doordat men geen opvolging en arbeiders meer heeft. Maar het is ook een economische waarheid. Bepaalde delen van de Mosel hebben hun wijnen altijd te goedkoop verkocht of moeten verkopen, en nu de verkoop afneemt, komt men in de problemen, aldus Lars. Jonge wijnboeren van Generation Riesling, zijn dan ook veel minder pessimistisch. Rode draad: wijnboeren moeten zich voortdurend aanpassen, je moet steeds vooruit blijven denken. En op zich is het niet erg dat er minder wordt gedronken, als mensen bereid zijn meer uit te geven voor een goede fles, een trend die je ook ziet.

En, laten we eerlijk zijn. Als in Nederland in korte tijd drie sterrenrestaurants hun zaak sluiten, zoals afgelopen week bekend werd, vanwege hoge kosten en personeelsgebrek, dan wordt dat voor kennisgeving aangenomen. Er wordt niet verwacht dat de overheid steun verleent. Ook van wijnboeren mag worden verwacht dat ze op zijn minst een poging doen zich aan te passen, en niet meteen moeten denken dat iemand anders ze helpt als ze niet met hun tijd meegaan.

 

Ronald de Groot

 

Columns

Overpeinzingen: Elk nadeel heeft zijn voordeel

Als je in Frankrijk zit, zoals ik op dit moment, en de temperaturen liggen elke dag ruim boven de dertig graden, dan wordt het soms erg verleidelijk om even helemaal niets te doen. Even geen overpeinzing schrijven, bijvoorbeeld. Het idee dat je op een gegeven moment AI in kunt zetten, lijkt in dat opzicht een wenkend perspectief. Ik heb het wel eens eerder geprobeerd, een overpeinzing laten schrijven door AI, maar dat was geen succes. Maar het schijnt dat de ontwikkelingen heel snel gaan. Een vriend hier, met wie ik afgelopen week in de auto zat op weg naar een proeverij in de Corbières, kon het niet laten een proefballonnetje op te laten. Hij sprak het volgende in op zijn telefoon: ‘Hoe oud is Ronald de Groot van het wijnblad Perswijn?’ Het antwoord was behoorlijk consistent: ‘Het is niet exact te achterhalen hoe oud Ronald de Groot is op basis van de beschikbare informatie. Er is geen geboortedatum van hem te vinden.’ Kijk, dat is het voordeel als je niet op – bijvoorbeeld – Facebook zit. Gemini vervolgt: ‘Wel is bekend dat hij in de jaren tachtig “echt actief” werd in de wijn, en mede-oprichter en hoofdredacteur van Perswijn sinds de oprichting in 1988. Dit suggereert dat hij al ruime ervaring heeft in de wijnwereld.’ Hm. Helemaal niet slecht. Maar hoe oud? Dat weet Google niet.

Bij de gemini-app van mijn medereiziger werd er nog uitgebreider op ingegaan. Inclusief citaten uit eerdere overpeinzingen, die zijdelings iets zeiden over mijn mogelijke leeftijd. Dat is wat AI doet, het internet afstruinen en overal stukjes vandaan plukken. In dit geval nog netjes met bronvermelding, maar veelal ook niet. Geen tekst op het web is veilig voor AI. Het zo vrijelijk gebruiken van andermans teksten vind ik een van de grote bezwaren tegen AI. Teksten hebben een eigenaar: de auteur. Daar is domweg geen respect (meer) voor.

Maar goed, mocht ik op het idee komen AI zo’n overpeinzing te laten maken, dan zal ik toch zelf het onderwerp moeten aandragen, vrees ik. Of zou AI dat zelf nu ook al verzinnen? En daarna een stukje schrijven in mijn stijl? Dat zou heel bijzonder zijn, maar je weet nooit.

Zo’n onderwerp kan het druivengebruik zijn in Franse wijnappellations. Bij onze proeverij in de Corbières werden we maar weer eens geconfronteerd met de beperkingen die de appellations opleggen aan de druiven die gebruikt mogen worden. De belangrijkste is waarschijnlijk wel dat dit soort appellationwijnen nooit van één druif mogen worden gemaakt, er moet altijd sprake zijn van een blend van meerdere, minimaal twee.

Is dat een handicap of niet? Lastig te zeggen. Voor bekende appellations is de waarde van de appellation groot. Voor minder bekende speelt dat minder. Bij de Corbières bijvoorbeeld, zou je dat kunnen denken. Het doel van de verplichting is dat je alleen zo een ‘getypeerde’ wijnen kunt maken, met eigen, lokale druiven. Als je exotische druiven, zoals bijvoorbeeld cabernet voor rood of chardonnay voor wit gaat toestaan, gaat dat karakter verloren. Maar veel consumenten willen eendruifswijnen, en die kun je op die manier dus niet maken.

Maar met de komst van resistente of nieuwe druiven van elders kan dit systeem ook voordelen bieden. Want omdat bij appellationwijnen geen druiven op het etiket staan, hoeven ook eventuele resistente of andere druiven in de toekomst niet vermeld te worden. Bordeaux heeft voor een aantal experimentele rassen – overigens niet per se resistent – zelfs verboden deze op het etiket te vermelden. Kennelijk uit angst dat de consument zou denken dat Bordeaux Bordeaux niet meer is. Dat gaat wel weer ver. Maar dat dit nadeel ook als een voordeel kan uitpakken, lijkt me niet onwaarschijnlijk.

Ronald de Groot

 

negroni borrelpraat
Columns

Borrelpraat – de negroni

De rubriek over dranken die de eetlust opwekken en gesprekken op gang brengen

 

Deze keer: de negroni

Onlangs dronken we een aperitief in de beroemde Londense hotelbar The Connaught. Om ons heen nipten nagenoeg alle gasten aan een Martini-cocktail. Aan het tafeltje naast ons zat een Amerikaans stel dat met een gejaagd gebaar de barman wenkte. Die arriveerde niet lang daarna met de beroemde Martini Trolley, een gadget waar het etablissement bekend om staat. Het idee? De gast kiest eerst tussen wodka en gin, waarna een voor een de huisgemaakte vermouts gepresenteerd worden. Alsof het parfums zijn worden er van elk flesje enkele druppels op de bovenkant van de hand gedruppeld. Is ook hieruit een keuze gemaakt, dan wordt de maatwerkcocktail terplekke aan tafel gemixt.

Na dit uitgebreide ritueel, dat door de vrouw van het stel met vaste hand werd gefilmd, nam zij welgeteld één slokje. En hoewel alleen al dat slokje even duur was als een retourtje Den Haag-Schiphol, raakte ze het glas daarna niet meer aan. Terwijl haar wederhelft ter compensatie in korte tijd twee tropische cocktails achteroversloeg, zat zij geconcentreerd op haar telefoon te kijken. Toen het stel nog geen tien minuten na hun vingerknip richting de barman weer de deur uitliep, keken wij elkaar aan: een influencer. Zelf nipten we rustig verder van onze Negroni’s. Een Negroni is, anders dan deze maatwerkmartini, een understatement. Bestel er een in Italië op een terras en je bent meteen vrienden voor het leven met de ober. Eindelijk eens wat anders dan een spritz, hoor je hem neuriën.

 

De oorsprong van de negroni

De oorsprong van deze klassieke cocktail ligt bij de Mi-To, een elegant aperitivo met Campari uit Milano en rode vermout uit Torino. Voor Amerikaanse toeristen werd er al snel een scheut bruiswater aan toegevoegd: de ‘Americano’ was geboren. Toen graaf Camillo Negroni in 1919 na een reis door de VS (sommige bronnen beweren Engeland) terugkeerde in Florence, vroeg hij zijn barman het bruiswater te vervangen door gin. Het resultaat, dat direct geliefd werd onder Grand Tour-reizigers en bartenders, kreeg zijn naam. Je drinkt de cocktail uit een whiskyglas met veel ijs, met als garnering een sinaasappelpartje of een krullerig sliertje sinaasappelschil.

 

Negroni met een twist

In de loop van de tijd zijn er talloze varianten ontstaan. Soms bewust, soms onbewust. Zo greep de barman van de Milanese Bar Basso op een drukke avond naar een fles spumante in plaats van gin. Deze twist op de klassieker heet daarom Negroni Sbagliato (Italiaans voor ‘vergissing’). Frankrijk kent op zijn beurt de ‘White Negroni’ (met gin, gentiaanbitter en Franse witte droge vermout) en de Boulevardier (bedacht in de Harry’s Bar in Parijs, waar tijdens de drooglegging in de Roaring Twenties veel Amerikanen naartoe kwamen. De gin is vervangen voor bourbon of rye whiskey).  Beroemd is ook de Hanky Panky, met fernet in plaats van Campari. Het leuke van de Negroni is dat je er eindeloos mee kunt variëren. Welke gin, vermout en aperitiefbitter kies je? Bovendien is hij gemakkelijk zelf thuis te maken: het gaat om gelijke delen van elke drank die slechts geroerd hoeven te worden in het glas. The Connaught Bar kent, net als The Rivoli Bar in het Ritz, ook de Vintage Negroni. De gebruikte flessen gin, vermout en Campari komen uit de jaren ’70. Prijskaartje: 130 pond. De meest memorabele Negroni dronk ik echter in Rome. Bij de cultbar San Calisto in Trastevere krijg je hem voorgemixt uitgeschonken in een plastic beker met een zakje chips erbij. Prijs: 5 euro. Salute!

 

Thijs Akkerman

 

Columns

Overpeinzingen: Niet álle regels zijn van elastiek

Vorige week, bij onze terugkomst uit Griekenland, gebeurde wat een ongeluk in slow motion mag worden genoemd: de val van het kabinet. Gefundenes fressen voor politieke columnisten – wat ik gelukkig niet ben. Ik heb dan ook geen behoefte me uit te laten over de politieke situatie, maar ik heb er in de zijlijn wel bepaalde gedachten over – wie niet, hoor ik u denken. Nou ja, de komende maanden zullen we er ook niet aan ontkomen.

Mijn gedachten gaan eigenlijk vooral uit naar de politici die het nog aandurven om in de huidige situatie verantwoordelijkheid te durven nemen voor het landsbestuur. Ik zou niet graag in hun schoenen staan. Er zijn zoveel problemen die om een oplossing schreeuwen, en zoveel belangengroepen die iets willen, dat er bijna geen beginnen aan is. Ga er maar aan staan. Ik benijd ze niet.

Een van de krachtigste lobby’s is die van de boeren. Niet alleen in Nederland –waar de boerenlobby zelfs tot het parlement is doorgedrongen- maar ook in veel andere Europese landen, en zeker in een land als Frankrijk. Probleem is dat de belangen van de boeren en die van de burgers – vaak hun buren – nog wel eens tegenstrijdig zijn. Denk aan de enorme controverse over de lelieteelt in de gemeente Westerveld, waar de politiek met de handen in het haar zit, omdat het argument van de boeren is dat ze zich aan de regels houden, al spuiten ze enorme hoeveelheden gif over de leliebollen in spe.

De regels, daar zit voor de politiek het probleem, en als de regels veranderd moeten worden, komen politici de boerenlobby weer tegen. Gek genoeg lijkt het wel of ze op dat punt in Frankrijk strenger zijn dan in Nederland. Natuurlijk, of de verplichte afstand van 10 meter tot de omliggende bebouwing voldoende is om omwonenden te beschermen, is de vraag. Maar verplicht is het wel. In Nederland zijn daar geen wettelijke regels voor, vreemd genoeg. Dus het is in elk geval wat.

In Frankrijk is inmiddels ook de ziekte van Parkinson erkend als beroepsziekte van wijnboeren, door jarenlang spuiten zonder voldoende bescherming. Ook Duitsland heeft dat inmiddels gedaan. Maar hier is Nederland nog niet zo ver.

verlaten wijngaard

Voor wijnboeren zijn er in Frankrijk regelingen om het rooien van wijngaarden te subsidiëren. De problemen zijn groot, dus dat is niet onlogisch. Maar ook dit is niet vrijblijvend. De Franse senaat heeft nu een wet aangenomen waarbij het verlaten van een wijngaard zonder deze te rooien, beboet kan worden. Een hectare wijngaard ‘en friches’ kan zomaar een boete van € 1500 opleveren.

Het gaat hier om een serieus probleem. Zowel in Bordeaux als in de Côtes du Rhône zijn op dit moment zo’n 2000 hectare zonder verzorging achtergelaten. Zelfs in een kleine streek als de Muscadet al 400 hectare. Dat betekent dat ernstige ziektes van de druivenstok, zoals flavescence dorée, zich ongestoord kunnen verspreiden. Dit is een ziekte waar de verplichting van de boer op rust om deze te behandelen, een behandeling die overigens nogal kostbaar is. Ook meeldauw kan zich gemakkelijker verspreiden vanuit onbehandelde buurpercelen.

Zo mogen we concluderen dat de boerenlobby sterk is, maar als collega-boeren last krijgen van je (wan)gedrag, dan wordt op een gegeven moment toch een streep getrokken.

Ronald de Groot

 

Columns

Overpeinzingen: Eigen druiven eerst?

De afgelopen week waren we op reis door Griekenland, even genieten van een korte vakantie in een land met een lange geschiedenis. Het is een land met grote contrasten. Sommige plekken zijn extreem toeristisch. Maar als je een beetje buiten de gebaande paden komt, is het er heerlijk rustig en vooral bijzonder ontspannen.

Zo’n bezoek is ook een mooie gelegenheid om een paar wijndomeinen aan te doen, uiteraard. Je bent en blijft nu eenmaal nieuwsgierig naar de laatste ontwikkelingen. Kort geleden hadden we een aantal wijnen geproefd met Griekenland als thema, en dat maakte het gemakkelijker om een keuze te maken waar we het beste heen konden gaan. We gingen eerst langs bij Akriotou, het bedrijf van wijnmaaksterVasiliki Akriotou en George Kollias. Vasili begon in 2015 haar eigen bedrijf in Centraal Griekenland, een uur rijden ten noorden van Athene. Daarvoor had ze al bijna twee decennia haar sporen verdiend als wijnmaakster overal in het land.

Griekse wijn

Het koppel doet bijzonder werk met lokale druiven, waar Griekenland er een aantal van heeft. Maar je merkt ook dat het lastig is om te werken zonder internationale druiven, helaas. Dat zeggen ze zelf ook. ‘Zonder chardonnay of cabernet sauvignon breek je de exportmarkt niet open.’ Het is een frustrerende constatering. Eentje die ik inmiddels al vaker heb gehoord.

Het leidt op veel plekken tot de aanplant van druiven die daar helemaal niet passen. Vooral druiven uit van oorsprong koele klimaten in Europa zijn wereldwijd heel populair. Nu kun je met een druif als chardonnay nog wel veel kanten op, maar sauvignon blanc wordt er in warme klimaten niet interessanter op. Een aparte plaats is er voor pinot noir. Die druif is al heel lang extreem populair, vooral op de Amerikaanse markt. Hij duikt dan ook zo’n  beetje overal op. En juist pinot noir is op zijn best op koele plekken, op klei-achtige ondergronden, die goed water vasthouden. In Zuid-Afrika bijvoorbeeld doen ze heel erg hun best, maar écht goede Pinot noirs vind je daar eigenlijk niet. Sorry dat ik het zeg. Sterker nog, zelfs de plek die pinot noir beroemd maakte, de Bourgogne, worstelt met de klimaatopwarming, waardoor de druiven steeds vroeger moeten worden geoogst, waardoor ze de aromatische ontwikkeling en de zuren missen van later in de herfst geoogste druiven. De Elzas en Duitsland profiteren, want het gebied waar mooie Pinot noir kan worden gemaakt, schuift in de praktijk, door de opwarming, steeds verder naar het noorden. Proef de Pinot noir van sommige Nederlandse wijnbedrijven, dan is die ontwikkeling goed te zien.

Zelfs Akriotou heeft een Pinot noir, van een wijngaard in de Peloponnesos, boven de 600 meter hoogte. Hij is verrassend fruitig, maar veel voller en dieper dan je van deze druif zou verwachten. ‘Het is een wijn die veel mensen toch weer niet begrijpen, bij een Pinot noir verwachten ze een wijn die frisser en eleganter is.’ Koel gedronken overigens een heel aangename rode wijn, maar waarom zouden we dit willen? Zeker nu het steeds warmer wordt, moet er toch ooit een einde komen aan deze ontwikkeling.

Vasiliki Akriotou maakt veel interessantere wijnen op basis van een lokale witte druif, savatiano. Die past veel beter bij het klimaat, en dat vind je terug in de wijn. Het is even wennen, weer een heel andere toekomst, maar met de klimaatopwarming ligt daar uiteindelijk toch de toekomst, zo lijkt me.

De wijnen van Akriotou worden geïmporteerd door Soukou Wines.

Ronald de Groot

 

 

Columns

Overpeinzingen: Terroir niet heilig voor Penfolds

Voor mijn overpeinzing van vorige week had ik contact met een paar importeurs over de primeurmarkt van Bordeaux. David Bolomey, die ik hierover aan de lijn had, heeft zich de afgelopen jaren ontwikkeld tot een van de actieve spelers op dit gebied. Hij is daarnaast vooral actief met bijzondere Franse wijnen, dus ik was verrast om te horen dat hij net een serie wijnen had geproefd van de Australische wijngigant Penfolds. Hij nodigde me uit de wijnen ook te proeven, en nieuwsgierig als ik ben, kon ik die uitnodiging niet afslaan. Het ging om een viertal wijnen, waaronder de befaamde topwijn Grange van de jaargang 2020. Dus ik fietste even langs, en vroeg of hij van zijn geloof was gevallen. Dat was hij niet, en eigenlijk was hij ook helemaal niet actief met de verkoop van deze wijnen, zo zei hij. Maar ja, als ze op je pad komen, dan maak je ook geen bocht er omheen, laten we maar zeggen. Maar op zijn website bood hij ze toch maar niet aan.

Penfolds uithangbord

De serie bestond uit een viertal wijnen, allemaal toppers uit de ‘stal’ van Penfolds. Smaken verschillen, maar het zijn wel fraaie wijnen. Alleen is de benadering bij het maken van deze wijnen in eerste instantie volstrekt on-Europees. Penfolds koopt overal in Zuid-Australië druiven bij contract-boeren en ‘bouwt’ daarmee zijn wijnen. Dus geen terroir-wijnen, zoals de meeste grote wijnen uit Europa, maar wijnen op basis van de beste druiven die voorhanden zijn, gecomponeerd tot een serie topwijnen.

Helemaal volgens de wet van de wijn-piramide, met aan de top een grote wijn in kleine oplages, en dan steeds een stapje lager in kwaliteit, met steeds grotere oplages. De top trekt door zijn reputatie het hele gamma mee, zo is de redenering. Tegenwoordig hanteren vrijwel alle grote wijnbedrijven deze manier van werken. Deze is het lastigst te realiseren voor bedrijven die in eerste instantie vanuit de onderkant van de markt opereren, want die kunnen van daaruit, vanwege hun imago, lastig een topwijn boven op hun gamma construeren.

Penfolds heeft met zijn Grange natuurlijk een geweldige topper in handen, waarbij sinds de jaren vijftig, zestig continu is gewerkt aan de reputatie van de wijn, met het prachtige verhaal dat de bazen eerst niets in de wijn zagen, zodat hij aanvankelijk in het geheim moest worden opgevoed.

Penfolds wijnen

Voor druiventelers in de streek is het zelfs een eer als je druiven voor de Grange worden gebruikt. De selectie is streng, en alleen het allerbeste komt in aanmerking. Dat betekent ook dat een stapje lager in de piramide van de overige, ook heel goede druiven, ook nog fraaie wijnen kunnen worden gemaakt. Een mooi voorbeeld is de RWT, de ‘Red Wine Trial’, een wijn die in 2000 voor het eerst op de markt kwam en die is gemaakt van shiraz uit Barossa, gerijpt op Frans eiken, in plaats van het Amerikaanse eiken dat voor de Grange wordt gebruikt. Penfolds heeft zoveel aanbod van goede shiraz uit Barossa – van eigen wijngaarden en van druiventelers – dat ook deze wijn van zeer hoge kwaliteit is. We hadden de 2015 in het glas, fijn gerijpt inmiddels, intens, maar toch ook elegant. Omdat het geen wijn is uit meerdere streken, is het voor Penfolds een buitenbeentje. Dat geldt eigenlijk ook voor de Bin 169 Cabernet sauvignon, een wijn uit het vrij zuidelijk gelegen Coonawarra, dat daardoor vrij koel is, mede door wat invloed van de oceaan, op niet al te grote afstand. Een wijn die ook een uitstekende indruk maakte, omdat hij wel intens van karakter is, heel Australisch, maar uiteindelijk totaal niet overrijp en nog steeds heel elegant.

Goed idee dus, om even op de fiets te stappen, zo’n proeverij blijft leerzaam. Vooral om te zien dat je ook vanuit een heel andere benadering dan vanuit het terroir heel mooie rode wijnen kunt maken, op basis van multiregionale blends, en als het zo uitkomt toch ook weer uit één en dezelfde streek, zodat je kunt zien dat ook in Australië de herkomst wel degelijk telt, als het er op aan komt. En uiteindelijk blijft de Grange zelf toch de mooiste van het stel, met een werkelijk ongekende balans en finesse. Maar daar is de prijs dan ook naar, net als die van de overige wijnen, trouwens. Penfolds weet zijn reputatie ook heel goed te gelde te maken, door consistent wijnen te maken van hoge kwaliteit, decennia lang.

Ronald de Groot

 

Columns

Overpeinzingen: Rustige primeurcampagne Bordeaux 2024

De primeurverkopen van Bordeaux worden al jarenlang doodverklaard. En toch worden de wijnen van de nieuwe oogst, op het moment dat ze nog op vat liggen, altijd nog aan klanten wereldwijd aangeboden. Je kunt zo’n geoliede machine ook niet zomaar stoppen en voor de châteaux blijft het aantrekkelijk om nu al vast cash te ontvangen voor wijnen die pas volgend jaar op fles worden gebracht. Maar het kan niet worden ontkend dat het steeds moeilijker gaat. Naar zeggen van Philippe Blanc, directeur van Château Beychevelle, was er bij de oogst van 2023 maar een handvol châteaux dat alles wist te verkopen wat op de markt kon worden gebracht.

Bordeaux 2024: glass of giscours margaux
Een glas Giscours Margaux

Dus voor dit jaar had ik er toch wel een hard hoofd in, zeker na alle regen van vorig jaar, met als resultaat een valse start voor de nieuwe jaargang. Hij was van tevoren al zo’n beetje afgeschreven. Toch lijkt het allemaal wel mee te vallen. Het begon natuurlijk met de constatering, afgelopen maand, dat de jaargang helemaal niet zo slecht is. Sterker nog, we konden een aantal fijne, fruitige en elegante wijnen proeven, die opmerkelijk rijp waren. Wel zijn de wijnen lichter dan in de ‘grote’ jaren, maar voor de ongeduldigen onder ons is dat alleen maar een voordeel. Want de wijnen zullen al jong te genieten zijn.

De enige manier om deze wijnen voor wijndrinkers koopwaardig te maken, is een aantrekkelijke prijs. Daar mankeerde het in de primeurverkopen nogal eens aan. En je wilt geen wijn vroeg kopen om later te constateren dat de prijs niet hoger is geworden, of zelfs alleen maar lager. Dat zou het failliet van de primeursverkopen zijn.

De eerste châteaux die uitkwamen met hun prijs, zoals Lafite Rothschild en Angélus, hebben dat gelukkig begrepen. Ze kwamen met een prijs die zo’n 30% onder die van vorig jaar lag. Lafite-Rothschild zat ongeveer op het niveau van de 2014. Inflatie meegerekend, niet zo gek. Niet dat ik hem zou kopen, overigens. Ik zou zelf eerder kijken naar meer betaalbare, goede wijnen. Speculatie is mijn ding niet, al valt er met deze jaargang ook niet veel te speculeren.

David Bolomey (Bolomey Wijnimport), die erg actief is in deze handel, meldt dat de klanten geen haast hebben, en de kat een beetje uit de boom kijken. Gevoel van urgentie ontbreekt. Maar de verkopen beginnen wel te lopen, en hij verwacht toch wel een goed jaar, vanwege de aantrekkelijke prijzen en de toch ook zeer behoorlijke kwaliteit. Hij verkoopt graag zijn persoonlijke favorieten, wijnen waar hij helemaal achter staat, zoals Pavie-Macquin of Léoville-Barton. Inderdaad goede wijnen in 2024. Xavier Kat (Okhuysen) is in eerste instantie iets gereserveerder over de kwaliteit, maar ook hij ziet kansen. Hij richt zich bij voorkeur wel op wijnen die hun prijzen (duidelijk) hebben verlaagd. Sterker, de lage prijzen zijn voor hem aanleiding de eigen voorraden aan te vullen als zich koopjes aandienen. ‘De afgelopen jaren kochten we alleen wat we aan klanten direct konden doorverkopen. Dit jaar is echter interessant om zelf weg te leggen, zodat we het later aan onze klanten, zowel particulier als horeca, kunnen leveren.’

Bordeaux 2024: Chateau Giscours
Chateau Giscours

Château Giscours, eigendom van de Nederlandse familie Albada Jelgersma, komt vandaag op de markt – ook een geslaagde wijn voor de jaargang. Bij het schrijven van dit stukje, gisteren, was er nog geen bereidheid een tipje van de sluier op te lichten over de prijs(verlaging) die we kunnen verwachten. We zijn benieuwd of de wijn van dit château voldoet aan de selectiecriteria van Xavier Kat. We gaan het zien.

Op koopjesjacht? Onze notities van Bordeaux 2024 staan op PERSWIJN

 

Ronald de Groot

 

1 2 3 82
Page 1 of 82
nl Nederlands