De karakteristieke Zwitserse wijnen van Tom Litwan
Ik schijf dit verhaal in mijn woonplaats Basel die momenteel, medio mei, geheel in de ban is van het Eurovisiesongfestival. Het hoogtepunt wordt traditiegetrouw de puntentelling, waarbij de vooringenomenheid van de juryleden zijn climax bereikt als Cyprus en Griekenland hun punten mogen uitdelen. Je kan er bijna vergif op innemen dat het “Chypre: douze points” uit de rokerige keel van de Griekse juryvoorzitter zal klinken. En omgekeerd. Ondanks dat heeft Cyprus als songfestivalland nog weinig potten kunnen breken – een tweede plaats in 2018 was de hoogste notering ooit. Als wijnland heeft het waarschijnlijk betere kaarten. Het land van Aphrodite heeft in elk geval een lange wijngeschiedenis en hun zoete Commandaria heeft de harten van koningen en kruisvaarders sneller doen kloppen. Tegenwoordig zijn een aantal producenten die twaalf punten zeker waard, niet alleen van Griekenland. Tijdens een persreis georganiseerd door het Cypriotische ministerie van Toerisme en de Circle of Wine Writers bezocht ik vier producenten.
Cyprus afficheert zich graag als een van de oudste wijnlanden ter wereld. Nu we sinds twee jaar weten dat de domesticatie van de wijnrank waarschijnlijk op twee plekken plaatsvond, niet alleen in Georgië, maar ook in Israël, is die claim niet zo vreemd. Tel Aviv is maar 40 minuten vliegen van Larnaca. Zelfs zo’n zes millennia geleden moet die afstand relatief makkelijk te overbruggen zijn geweest. Op basis van archeologische opgravingen kunnen we ervan uitgaan dat er rond die tijd al wijn werd gemaakt op Cyprus.
Veel over de geschiedenis van Cypriotische wijn is anekdotisch, maar Commandaria, de zoete wijn waar het eiland het bekendst om is, zou zijn geserveerd op de bruiloft van koning-kruisvaarder Richard Leeuwenhart toen hij in 1191 in Limassol met zijn Berengaria van Navarra trouwde. De naam Commandaria komt waarschijnlijk van het grootste van de drie landgoederen, La Grande Commanderie, die de Tempeliers op Cyprus konden behouden, nadat zij het eiland hadden moeten opgeven.
Commandaria wordt gemaakt van twee autochtone druivenrassen, mavro (blauw) en xynisteri (wit). (Interessant weetje: Cyprus is phylloxera-vrij, dus alle wijnstokken staan op hun eigen wortels.) Iedere gewenste verhouding is toegestaan, dus ook 100 procent xynisteri, maar de meeste producenten kiezen voor een goede dosis mavro omdat deze variëteit voor de broodnodige zuren zorgt. Na de oogst leggen de wijnboeren de zeer rijpe druiven in de zon te drogen.
Toen Cyprus in 1878 onder Brits bewind kwam, deden zich in het maken van Commandaria twee belangrijke veranderingen voor. Fortificatie zorgde ervoor dat de Britten de wijnen beter konden transporteren. Ze introduceerden ook eikenhouten vaten, terwijl de Cyprioten hun Commandaria traditioneel in kleipotten, zogenaamde pithari, maakten.
Tegenwoordig wordt Commandaria beschermd door een PDO (beschermde herkomstaanduiding) en mag het gemaakt worden in slechts veertien dorpen in het soms adembenemend mooie Troodos-gebergte. De grootste producenten, zoals KEO en LOEL (spreek uit: loël) versterken de wijn nog steeds, maar vooral de kleinere wijngoederen geven de voorkeur aan de oude manier van produceren, onversterkt dus. De appellation staat beide stijlen toe.
Commandaria moet minstens twee jaar in eikenhouten vaten rijpen, maar langer mag ook. Zo ligt er bij LOEL een veertig jaar oude wijn te wachten op botteling. Naarmate de wijnen ouder zijn worden ze intenser van smaak (koffie, caramel, hazelnoot, walnoot, sinaasappelschil) en stroperiger. De jongere wijnen zijn frisser en eenvoudiger te appreciëren.
Het leeuwendeel van de productie is in handen van vier grote producenten die hun druiven betrekken van honderden (piep)kleine producenten. Het is bemoedigend om te zien dat er een nieuwe generatie is die zelf weer vinifieert en de wijn naar zijn ambachtelijke wortels terugbrengt. Bij Revecca in Agias Mamas, een van de veertien dorpen, maken Nikolas Christodoulides en zijn schoonfamilie sinds 2015 drie Commandaria’s die, omdat ze onversterkt zijn en dus slechts zo’n 13 procent alcohol bevatten – veel makkelijker zijn te verteren. Zoet (170 g/l restsuiker), maar ook heel levendig.
Sinds dit jaar brengt Revecca naast een twee jaar oude blend (Xynisteri en Mavro) en een zuivere Mavro, ook een negen jaar oude wijn uit. Die is dieper en rijker van smaak met een duidelijke hint van de lokale wee-zoete sint-johansbroodpeulen. Het klinkt gezocht, maar als je ze ter plaatse proeft of ruikt, begrijp je wat ik bedoel.
Revecca is klein, maar Christodoulides maakt met beperkte middelen het meeste van wat ze hebben. Naast de wijnen die ze onder hun eigen label bottelen, maken ze Commandaria voor anderen. Dat zijn ofwel wijngoederen van buiten de veertien dorpen die druiven van Revecca kopen en deze door Christodoulides en zijn team laten vinifiëren, maar het kunnen ook wijngoederen zijn die wel druiven uit, maar geen vinificatiefaciliteiten ín een van de veertien dorpen hebben, en de kelder van Revecca huren of de vinificatie tegen betaling aan Revecca uitbesteden.
Met zijn eigen flessen gaat Christodoulides heel zorgvuldig om. De kleine oplage gaat alleen naar de beste restaurants in de grotere steden, lokale tavernes die de traditionele keuken van Cyprus in ere houden en de betere wijnwinkel.
Christodoulides zou graag zien dat de regels van de appellation verruimd worden zodat ook in pithari gerijpte wijnen de naam Commandaria op het label kunnen dragen. Het lijkt onwaarschijnlijk dat ze er de handen voor op elkaar krijgen in de hoofdstad Nicosia, maar, zegt Christodoulides, we bespreken nu het opzetten van een parallelle appellation. Christodoulides gaat er niet op wachten. Hij experimenteert er alvast mee – maar vooralsnog mag het dus geen Commandaria heten.
Bij Karseras in het dorp Doros gaat het er niet veel anders aan toe, behalve dat ze een stuk groter zijn. Grootvader Karseras die 60 jaar lang priester van de lokale kerk was, maakte nog zelf Commandaria, maar zijn zoon Panayiotis Karseras ging aan de slag bij ETKO, een van de grote producenten. Op een dag kwam de directeur naar hem toe, en vertelde dat ETKO problemen had met handhaven van de kwaliteit van hun ingekochte druiven. Zou Panayiotis zich niet volledig willen gaan richten op de druiventeelt op zijn eigen familiewijngoed? Het leverde Karseras jarenlang een goed inkomen op, totdat hij en zijn zoon Philippos zich realiseerden dat het interessanter was om zelf wijn te maken. Vader en zoon Karseras maken inmiddels alweer decennialang twee Commandaria’s, een twee jaar oude en een twintig jaar oude. Hun stijl is iets rijker dan die van Revecca, maar veel ontloopt het elkaar niet.
Christodoulides benadrukt dat Commandaria een zeer veelzijdige wijn is. “Hij smaakt heerlijk bij blauwe kaas,” zegt hij, “maar als aperitief, on the rocks of in een cocktail, werkt Commandaria ook uitstekend.” Sommige zullen ervan gruwen, maar Christodoulides zelf kookt hem ook wel eens in tot een dikke siroop die dan weer in het eten, bijvoorbeeld in dressings of over desserts gebruikt kan worden.
Vreemd genoeg vermindert de consumptie van Commandaria op Cyprus, terwijl de productie juist toeneemt. Exporteren, zou je denken. Maar Christodoulides wil eerst de lokale bevolking weer overtuigen van zijn wijnen, onversterkt en liefst uit pithari. “Daarna kunnen we gaan exporteren.” Ondertussen schiet het ministerie van Toerisme te hulp. Zij denken erover om aan een selecte groep gasten – er komen jaarlijks vier miljoen toeristen naar Cyprus – een gratis fles aan te bieden. Toeristen vormen, niet verwonderlijk, de belangrijkste afzetmarkt.
Voor importeurs in Nederland of België die naast kwaliteit ook kwantiteit nodig hebben, kan de Commandaria van de grote producten een interessante aanvullende optie zijn naast Port, Madeira en Sherry. De versterkte wijnen van LOEL en KEO zijn competent gemaakt en lekker, en niemand kan zich er financieel een buil aan vallen. Desondanks lijkt het mij voor Commandaria moeilijk concurreren met andere zoete, versterkte wijnen, een stijl die jammer genoeg toch al in het verdomhoekje zit. Maar voor speciaalzaken, zeker degene die zich op Griekse en/of Oost-Europese wijnen richten, is een Commandaria een wijn die eigenlijk niet in het assortiment mag ontbreken. Het is een unieke, vaak complexe en heerlijke zoete wijn. Ik zeg: Commandaria, douze points!
Bart de Vries
Aan het eind van de jaren 00 had het wijngoed Guerila uit de Vipava vallei in Slovenië een gerenommeerde importeur in Nederland. Maar Sloveense wijnen waren een hard sell en na enige jaren beëindigde de relatie. Op de golven van de natuurwijnbeweging bouwde Slovenië vervolgens een reputatie op in deze niche. Maar de belangstelling voor natuurwijn loopt terug, volgens verschillende wijnmakers die ik in Slovenië sprak. Korenika & Moškon uit Sloveens Istrië, een voorloper op het gebied van biodynamie en schilcontactwijnen van witte druiven, heeft de laatste jaren zijn stijl flink aangepast – minder schil, meer herkomst. En toen de Sloveense afdeling van Demeter vorig jaar besloot de maximaal toegestane hoeveelheid sulfiet te verlagen, is het ook uit deze certificering gestapt. Korenika blijft overigens wel biodynamisch werken. Een aantal wijngoederen, waaronder Guerila en Korenika, kiezen er nu voor zich te focussen op de expressie van hun terroir. Hun vehikel is de organisatie Slovenska Velika Lega (SVL), losjes vertaald als de Sloveense Grand Cru. Hiermee hopen ze duidelijker hun eigenheid over het voetlicht te krijgen.
SVL is opgericht in 2021 door vier wijngoederen, Edi Simčič uit het westelijk gelegen wijnbouwgebied Brda, Vino Gross uit het Oost-Sloveense Štajerska, Šuklje uit Bela Krajina op de grens met Kroatië en het wijngoed Marof uit de regio Prekmurje in het uiterste noordoosten van het land. De vier waren (en zijn) ontevreden over de huidige Sloveense wijnwetgeving die zoiets als terroirexpressie nauwelijks kent en, voor zover het een wettelijke grondslag heeft, vooral bepaald is door de coöperaties. De gebieden met speciale kwaliteiten voor wijnbouw zijn ofwel te ruim afgebakend, ofwel niet gedefinieerd. Veel wijngoederen zijn eerder bezig met op het opbouwen van een merk, dan met het onderzoeken van de relatie tussen de wijn en de wijngaard.
Door het centraal stellen van historische wijnbouwgebieden en zich te richten op een indeling in regionale -, village- en wijngaardwijnen hoopt de groep duidelijker te kunnen communiceren, zowel in het binnen- als buitenland, waar Slovenië voor staat. De oenoloog Guillaume Antalick, de president van de club en mede-eigenaar van wijngoed Šuklje, is hier heel serieus mee bezig. Binnen zijn belangrijkste wijngaard, Vrbanjka op de Plešivica heuvel, zoekt hij bijvoorbeeld naar het perceel dat de beste Blaufränkisch oplevert. Hij is nu zover dat hij, als de jaargang het toelaat, zoals in 2022, het centrale, meest kalksteenrijke deel van de wijngaard separaat bottelt. Bij het proeven van zeven jaargangen stak de 2022 er inderdaad bovenuit: de tannine lag hoger maar was fluweelzacht, en de wijn had meer dichtheid en intensiteit dan de andere, overigens ook uitstekende jaargangen.
Aan de hand van drie jaargangen van zijn Lozice Sauvignon Blanc liet Antalick zien dat het verloop van het weer in het groeiseizoen ook een enorme invloed heeft. Als docent aan de universiteit van Nova Gorica kon hij mij haarfijn uitleggen dat door de grote hoeveelheid regen in de periode tussen de vruchtzetting en de veraison in 2023 de structuur van de druivenschil veranderde. Hierdoor lekten er meer fenolische componenten in het sap tijdens het persen en kreeg de wijn meer grip en een kruidiger karakter. De 2021 was daarentegen enorm fruitig. “Toen”, zo legt Antalick uit, “hadden we in september, tijdens het laatste deel van de rijping, wanneer de watertoevoer naar de druif al is afgesloten, een periode met relatief koude nachten, met als gevolg dat de aroma’s zich vlak voor de oogst geweldig konden ontwikkelen.”
Zo is ieder SVL-wijngoed bezig zijn beste wijngaarden te onderzoeken. Om vervolgens als regionale – (okoliš), village- (vas) of cru (lega) wijn te kunnen labelen, zijn er regels voor de maximale opbrengst per hectare, de te gebruiken rassen en de releasedatum.
Door de geringe omvang van het land (de helft van Nederland) en de ligging tussen Italië, Oostenrijk, Hongarije en Kroatië, is het lastig te zeggen wat Slovenië als wijnland uniek maakt. Misschien is dat juist wel de diversiteit: Brda en het Italiaanse Collio zijn eigenlijk een regio, net als Štajerska en Oostenrijks Stiermarken. In Prekmurje gaan de wijnen richting Centraal-Europa, terwijl Sloveens Istrië in veel opzichten een verlengstuk van Kroatisch Istrië is (of omgekeerd).
Door het werk van SVL worden de verschillen tussen de regio’s wel meteen duidelijk. Afgezien van de verschillen in klimaat en bodem, bepalen de leden van SVL wat de traditionele en aanbevolen/toegestane rassen zijn. Antalick benadrukt nog wat anders:
“Eén van de unieke aspecten van Slovenië is dat er betrekkelijk weinig monocultuur is, waardoor de biodiversiteit groot is.” Slovenië is inderdaad een van Europa’s bosrijkste landen – 60 procent van het oppervlak is bebost –, en met uitzondering van Sloveens Istrië heb ik vrijwel geen grootschalige wijnbouw gezien.
Je zou SVL kunnen vergelijken met de ÖTW of STK in Oostenrijk of VDP in Duitsland. Met zo’n 14.000 hectare aan officieel geregistreerde wijngaarden is Slovenië echter een klein wijnland. Dat weerspiegelt zich ook in het aantal leden, momenteel tien. Door het decennialange communistische bewind hebben in Slovenië, nog sterker dan in andere landen, de coöperaties een belangrijke rol gespeeld. Pas in de jaren 80 van de vorige eeuw, toen het regime begon af te brokkelen, kregen wijnboeren mondjesmaat de kans zelfstandig aan de slag te gaan. In vergelijking met Duitsland of Oostenrijk loopt het land daardoor wat betreft oorsprongsoriëntatie nog wat achter. Maar terwijl ik in Slovenië was kwamen er twee nieuwe lidmaatschapsverzoeken binnen. SVL heeft duidelijk iets beweging gezet.
Sinds de wijngoederen Bjana (Brda) en Slapšak (Dolenjska) lid zijn van SVL is er ook een speciaal charter voor schuimwijnen. Deze moeten, na het persen van de handgeplukte hele trossen, op de traditionele methode worden gemaakt, inclusief 15 maanden lierijping voor non-vintage of 36 maanden voor vintage-wijnen. Bjana maakt voor zijn zeer competente klassieke schuimwijnen uitsluitend gebruik van pinot noir en chardonnay, terwijl Slapšak naast chardonnay voor de fantastische Blanc de Blancs Peśće, vooral het inheemse, hoogzurige ras žametovka gebruikt. (Voor de liefhebbers van trivia: ‘s werelds oudste wijnstok, 400 jaar, is een žametovka en staat in het centrum van Maribor.)
Beide wijngoederen gaan uiterst precies te werk, wat zich in de uitstekende kwaliteit weerspiegelt. Andrej Slapšak zet daarbij ook zijn ervaring als ingenieur in. Bij het persen van de druiven maakt hij gebruik van zelf ontwikkelde draadloze sensoren die de druk in het midden van de pneumatische pers nog preciezer kunnen meten dan de standaardmeting van de druk die het membraam uitoefent.
Dat SVL serieus wordt genomen, zie je niet alleen aan het geleidelijk groeiende aantal leden, maar ook aan wie de leden zijn. De toetreding van Domaine Ciringa, het Sloveense wijngoed van de beroemde Oostenrijkse familie Tement, heeft de statuur van de vereniging een flinke boost gegeven. De wijngaarden van Ciringa sluiten naadloos aan op Tement’s wijngaarden (waaronder Zieregg), maar dan aan de Sloveense kant van de grens. Als je het wat oneerbiedig wilt zeggen, heb je met de Ciringa’s Pruh voor de helft van de prijs een geweldige Grosse Lage Sauvignon Blanc. Eigenlijk kan je dat van de meeste SVL-wijnen zeggen, ze hebben een zeer goede prijs-kwaliteitverhouding. Desondanks is het nog steeds niet makkelijk Sloveense wijnen te verkopen, zegt een vertegenwoordiger van Herman Wines, de importeur van Ciringa. Maar met de SVL en de focus op herkomst, slaat het land nu een duidelijke richting in. En met de kwaliteit die ik aantrof zit het sowieso heel goed.
Ik heb per wijngoed tussen de vijf en twintig wijnen geproefd. Het is dus onmogelijk om ze allemaal de revue te laten passeren. Hieronder volgen daarom per wijngoed een, of, als ik echt niet kon kiezen, meer van de mijns inziens meest opvallende, lekkerste, en/of beste wijnen.
Uroš Valcl komt oorspronkelijk uit Sloveens Stiermarken waar zijn ouders een klein wijngoed hadden. (Hij maakt hier nog steeds een paar wijnen.) Na een studie landbouwwetenschappen in Maribor, ging hij aan de slag als wijnmaker. De kelder van Marof heeft een flinke overcapaciteit, daardoor is er altijd plaats voor lange rijping en om te experimenten met microvinificaties. Over de hele linie hebben de wijnen een mooie puurheid, zonder aan kracht en diepte in te boeten. Witte wijnen ondergaan vaak een korte, koude schilinweking die de wijnen net een beetje bite geven. Misschien wel de meest consistent goede portfolio van de negen wijngoederen die ik heb bezocht.
Michael Gross is de broer van Johannes Gross van het gelijknamige Oostenrijkse wijngoed in Stiermarken. De familie kwam in het bezit van de wijngaarden in Slovenië via een vrouw die door de denationalisatie in de jaren negentig grond had teruggekregen van de staat. Michael bewerkt zijn prachtige terraswijngaarden in de subregio Haloze, een deel van Sloveens Stiermarken (Štajerska), biodynamisch en heeft een min of meer zero/zero-benadering in de kelder, maar hij is niet dogmatisch. De wijnen draaien om structuur en textuur, en minder om smaak en aroma, en zijn wat mij betreft de meest eigenzinnige van de hele SVL-groep.
Haloze is een cuvée van Sauvignon Blanc, Furmint en Welschriesling. De plantdichtheid in Haloze is heel laag, 1000 à 2000 planten per hectare, waardoor er veel ruimte is voor biodiversiteit. De bodems hebben hierdoor een hoog gehalte aan organisch materiaal. De jaargang 2022 is ietsje geoxideerd met een kern van rijp fruit en levendige zuren. De 2023 was rokerig, vol citrus en had een aangename textuur die deed denken aan citroenschil.
Jaargang 2020 toonde mooi puur fruit, vooral in het bessige deel van het spectrum. Jaargang 2019 was met aroma’s van licht geroosterde sesam en zelfs iets koffieachtigs het meest reductief. “Typisch voor de jaargang”, aldus Armin Tement. De 2015 rijpte 66 maanden op de lie en was nog behoorlijk gesloten en strak, ook een tikje lactisch. De meest toegankelijk jaargang was 2017: vol witte grapefruit, cassis en het groen van zwarte bes. Ultrafijne zuren, filigrane textuur, perfect in balans.
De witte wijnen van Edi Simčič houden het midden tussen een Bourgondische elegantie en Mediterrane warmte. “De inzet van houten vaten behoort tot Simčič’s huisstijl”, zegt Jacob Simčič, de derde generatie die het wijngoed mede bestiert. Maar de manier waarop hij en zijn vader Aleks en broer Jure dat doen is uiterst subtiel en evenwichtig.
Matej Korenika nam op jonge leeftijd het bedrijf van zijn vader over. Ondanks zijn 47 jaar, heeft hij al 25 jaar ervaring. Sinds 2007 maakt hij deze Malvazija van zeventig jaar oude stokken in de wijngaard Bankina, die maar een paar meter boven zeeniveau ligt. Mooi subtiel fruit, iets rokerig, typerende lichte smaak van geblancheerde amandel, rondfrisse zuren (geen malolactische conversie), rijk en verticaal.
Refošk – de namen Teran of Terrano worden eveneens gebruikt – is niet hetzelfde als Refosco dal Peduncolo Rosso. Vanwege de diepe kleur wordt Refošk lokaal ook wel zwarte wijn genoemd. Ik proefde de jaargang 2024 direct uit het vat. Zeer veelbelovend. Kruidig, fris, koele zijdeachtige tannine, diep en lang. Op basis van de village (vas) Refošk uit 2020 die ik ook proefde, verwacht ik dat deze Kortinca nog lange tijd kan rijpen.
Bjana is gespecialiseerd in schuimwijnen van chardonnay and pinot noir. Miran en Petra Sirk, de eigenaars, vinifiëren de druiven van ieder perceel afzonderlijk. In 2024 leverde dat 49 verschillende basiswijnen op. De Cuvée Prestige is een blend van de beste.
Met de naam wil de eigenaar het revolutionaire karakter van het wijngoed uitdrukken: Biodynamisch en low intervention. Ze waren er aan het begin van deze eeuw zeker vroeg bij. Maar met de kwaliteit wordt niet gemarchandeerd. Zo lang het gaat houden ze zich aan de regels van Demeter Slovenië, maar als het nodig is stappen ze er net als Korenika uit.
Pinela is een van de rassen die uitsluitend in de Vipava vallei zijn aangeplant. Althans, volgens eigenaar Zmagoslav Petrič en zijn wijnmaker en rechterhand Martin Gruzovin. Jancis Robinson e.a. schrijven in hun boek Wine Varieties dat er nog geen DNA-onderzoek heeft plaatsgevonden om vast te stellen of het Sloveense ras en het Italiaanse ras pinella werkelijk verschillend zijn. Classic is Guerila’s instapserie. De Pinela geeft door zijn zuren veel drinkplezier, heeft een mooi grapefruit karakter, maar leunt ook richting het tropische. Licht viscoos van textuur.
De aanwezigheid van barbera verraadt de nabijheid van Italië in westelijk Slovenië. Dit in amphora gerijpte exemplaar is diep bessig, met een vleug munt en opwekkende frisheid. Behoorlijk krachtig, maar de alcohol is goed geïntegreerd.
Het domein, dat gespecialiseerd is in schuimwijnen, is gelegen in de idyllische regio Dolenjska. Glooiende heuvels, kabbelende beekjes en toen ik er was een strakblauwe hemel en bloeiende wilde kersen. De regio is vooral bekend door zijn Cviček, een dunne zure slobberblend, maar Slapšak neemt het gebied op sleeptouw naar een kwaliteitsgerichte toekomst. Andrej Slapšak wordt ondersteund door mede-eigenaar François Button, een uit de Champagne afkomstige wijnmaker met ervaring bij Roederer.
De Blanc de Blancs is uitsluitend gemaakt van het sap van de eerste zachte persing. Vijf jaar rijping op de lie, 2.4g dosage. Kleine productie, maar als je hier een paar flessen van op de kop kunt tikken ben je spekkoper. Rijpe citroenen, brioche, beetje veldbloemen, fijne persistente mousse, heel precies, lang afdronk.
De Fransman Guillaume Antalick en zijn Sloveens vrouw Katja Šuklje zijn beiden oenoloog en hebben elkaar aan de universiteit van Wagga Wagga in Riverina, Australië ontmoet. Hun wetenschappelijk werk en de activiteiten op hun wijngoed vormen een mooie kruisbestuiving. Ze zijn ook mede-eigenaar van een goede wijnbar in Ljubljana waar een flink deel van hun wijnen te proeven is en waar je lekker kunt eten.
Marof – Grapedistrict
Domaine Ciringa – Herman Wines
Vinska Hiša Bjana – Sloveense Wijnen VOF
Edi Simčič – Saperavi Wine Agency
Guerila – Wine Unplugged en Biodyvino
Domaine Slapšak – De Wijngalerij
Šuklje – zoekt nog een importeur
Vino Gross – zoekt nog een importeur
Korenika & Moškon – zoekt nog een importeur
Bart de Vries
Tekst en foto’s: Lars Daniëls MV.
Dit artikel verscheen eerder in Perswijn nummer 6 van 2021; proefnotities herzien.
Als je van Chablis naar Préhy rijdt, dan zie je hem aan je rechterhand liggen: de indrukwekkende helling van Montmains, een grote (118 ha) en beroemde premier cru van Chablis op de linkeroever van de Serein. Maar in feite is slechts het lager gelegen deel richting Chablis ‘echt’ Montmains, namelijk de climat genaamd Mont-mains (van mont moyen, ‘gemiddelde heuvel’). Het hart wordt gevormd door een tweede climat, met de naam Forêts, omdat daar ooit een bos was. En die gaat weer over in een derde, hoger gelegen climat, te weten Butteaux (butte betekent ‘top van een heuvel’). Wijnen uit Forêts en Butteaux mogen als Montmains op de markt komen, omdat Montmains de overkoepelende naam is voor de hele premier cru. Toch zijn Forêts en Butteaux bij vele wijnliefhebbers zeker zo bekend als Montmains. En misschien wel net zo bekend als bepaalde grands crus. Dat is grotendeels te danken aan de wijnen die de twee beroemdste en volgens vele beste domeinen van Chablis er maken: Domaine François Raveneau en Domaine Vincent Dauvissat. Want twee van hun bekendste en meest gewilde wijnen zijn Butteaux (van Raveneau) en La Forest (van Dauvissat, uit Forêts). Raveneau bottelt zelfs alle drie de climats apart. Dus was er geen beter uitgangspunt voor een artikel over Montmains, Forêts en Butteaux dan een vatenproeverij bij Raveneau en Dauvissat (zie ‘De top van Chablis’ op onze website).
Climat Een climat is een typisch Bourgondische term die staat voor een kadastraal afgebakend stuk wijngaarden met een eigen klimatologisch en geologisch karakter. Het is doorgaans beperkt qua oppervlakte en draagt al eeuwen een eigen naam.
Chablis ligt in het departement Yonne, het noordelijkste van de (voormalige) regio Bourgogne. Het hoort dan ook bij de Bourgogne viticole, al was het maar omdat er chardonnay staat en wijngaarden cq. terroirs er climats worden genoemd. Toch zijn er wel verschillen met de meer zuidelijk gelegen delen van Bourgogne, zoals de Côte de Nuits en Côte de Beaune. Zo heeft Chablis strikt genomen maar één grand cru: Chablis Grand Cru. Maar deze kan komen uit zeven verschillende climats (Blanchot, Bougros, Les Clos, Grenouilles, Preuses, Valmur en Vaudésir), die ook op het etiket vermeld (mogen) worden. In de Côte de Nuits en Côte de Beaune zijn bepaalde climats individuele appellations en grands crus.
Ook het concept van een overkoepelende premier cru, zoals Chablis dat kent, is bijzonder. Dat speelt niet alleen in Montmains, maar zeker ook in Vaillons, met maar liefst acht climats (inclusief naamgever Vaillons), waarvan bijvoorbeeld Les Lys en Sécher dikwijls terugkomen op etiketten. En natuurlijk ook in befaamde premiers crus op de rechteroever, aan weerszijden van de helling van de grands crus, Fourchaume ten westen en Montée de Tonnerre ten oosten. Fourchaume heeft onder andere Vaulorent als topclimat –dat trouwens niet op dezelfde helling ligt als Fourchaume, maar op die van Chablis Grand Cru (en niet verward mag worden met Vaupulent). En Chapelot in Montée de Tonnerre is ook geliefd op etiketten. Een en ander is om redenen van commercie zeker te verdedigen. Het maakt het mogelijk om wijn van meerdere percelen in verschillende climats te blenden en het resultaat toch op de markt te brengen als Chablis 1er cru onder de naam van een premier cru. En op papier zijn 17 premiers crus principaux gemakkelijker te begrijpen voor de consument dan 40 climats met eveneens de status van premier cru.
Maar eenvoudig is het allemaal niet, al die minder en meer specifieke herkomstbenamingen op de etiketten van Chablis. Zeker niet nu er een trend gaande lijkt, waarbij ook Chablis tout court steeds vaker de naam van een climat draagt. Voorbeelden zijn diverse Chablis met de heel goede wijngaard (Les) Pargues als extra specifieke herkomst, zoals die van Eleni & Edouard Vocoret en Christian Moreau.
Raveneau en Dauvissat zou je de historische trendsetters van het apart vinifiëren en vermarkten van climats in Chablis –afgezien van de climats van Chablis Grand Cru uiteraard– kunnen noemen. En dan gaat het met name om Butteaux en Forêts, zoals gezegd. Beide climats hebben een voor Chablis premier cru van de rive gauche klassieke ligging, op het zuidoosten. En beide liggen in principe op kalkmergel uit het Kimmeridgien (Boven-Jura, ca. 154-151 miljoen jaar geleden). Het gaat om afzettingen van grijze zeeklei, afgewisseld met lagen kalk, die getypeerd worden door fossielen van Exogyra virgula, prehistorische oesters. Maar de bodems die zich daarop hebben gevormd, verschillen lokaal behoorlijk wat betreft diepte, en ook wel qua textuur en structuur. Lokaal zijn ze rijker aan klei, lokaal steniger, plaatselijk vooral bruin, plaatselijk meer wit. Zo zijn de bodems in Butteaux doorgaans dunner en steniger dan die van Forêts, die ook veel klei bevatten. En die verschillen van bodems hebben ook met hoogte te maken. Butteaux (220-270 meter) ligt hoger op de langgerekte helling dan Forêts (175-225 meter). Isabelle Raveneau legt uit: ’Ons perceel in Butteaux ligt hoger op de helling, waar de bodems ondiep en stenig zijn. Het is een frisse ligging, koeler dan Forêts. De wijnen van Butteaux zijn in hun jeugd altijd wat streng en vragen veel tijd, maar zijn heel mineralig.’ Dat Isabelle haar Butteaux na haar Forêts laat proeven, heeft waarschijnlijk ook te maken met het feit dat Raveneau in Butteaux heel oude stokken heeft, die de wijn veel extra kracht geven. Want ook Raveneau’s Forêts heeft aan kracht en vooral ook intensiteit geen gebrek. Kracht heeft La Forest van Vincent Dauvissat zeker ook, nog wat meer dan die van Raveneau, zeg ik op basis van mijn ervaring. ‘De combinatie van klei en een koele ligging geeft wijnen met kracht én frisheid’, zegt Vincent, die zelfs het woord tendre gebruikt om de finesse van zijn La Forest te duiden. Waar de frisheid in Butteaux wellicht meer van hoogte komt, komt die in La Forest ook van de klei, die relatief koele bodems geeft die meer water vasthouden. Ook heeft La Forest meer rondeur, logisch gezien de kleirijke bodem.
Beide wijnen zijn enorme persoonlijkheden en maken overduidelijk waarom ze geen Montmains heten, maar hun preciezere herkomst al decennia op hun etiket dragen. In het geval van Dauvissat speelt natuurlijk ook mee dat Vincent geen percelen in Butteaux of Montmains heeft. Bovendien is hij sowieso iemand die zijn wijngaarden als individuele karakters ziet (‘terroir est tout’), die je niet te veel moet vermengen. Zo brengt hij in feite twee cuvées van de premier cru Vaillons uit, maar de een heet Vaillons omdat hij stamt uit de climat Vaillons en de ander Séchet, omdat hij komt uit de climat Sécher.
Bij Raveneau ligt het deels anders. Zoals gezegd brengen zij alle drie de climats van Montmains, dus niet alleen Butteaux en Forêts maar ook Montmains, apart uit. Omdat men vindt dat ze drie heel verschillende wijnen geven, zo geeft Isabelle aan. In Montée de Tonnerre doen ze echter vaak het tegenovergestelde. Ook daar hebben ze meerdere percelen verdeeld over twee behoorlijk verschillende climats –in Chapelot onderaan de helling en in Pied d’Aloup hogerop–, maar verwerken ze in de doorgaans alles tot één cuvée, ook in 2020. Die is dan genaamd Montée de Tonnerre uiteraard, want dat is de overkoepelende premier cru. Maar ‘doorgaans’ staat er bewust, want in sommige jaren, zoals in 2010, 2011, 2014 en 2018, heeft Raveneau Chapelot apart uitgebracht.
Maar Butteaux en Forêts zijn meer dan Raveneau en Dauvissat, zoals ook Chablis veel meer heel goede producenten kent dan de twee primi inter pares. Een eveneens heel interessante en beter betaalbare vergelijking van Butteaux en Forêts krijg je bij Domaine Louis Michel. In tegenstelling tot bij Raveneau en Dauvissat krijgen de wijnen daar geen houtopvoeding, maar dat kan voor de vergelijking van jonge wijnen uit Butteaux en Forêts zeker geen kwaad. Ik was tot tweemaal toe erg onder de indruk van Butteaux Vieilles Vignes 2017 en Forêts 2017 van Louis Michel, wijnen met flinke diepgang, ongetwijfeld ook met dank aan de oude stokken die het domein in beide climats heeft. Als het om prachtige Chablis uit Butteaux gaat, moet ook zeker die van Domaine Pattes Loup van Tomas Pico genoemd worden, die er vanaf zijn wijnmakerij in Courgis zo heen kan wandelen. Nog een aanbeveling is Butteaux van Patrick Piuze. Voor Forêts is La Forêt van Domaine Jean-Claude Bessin een vaste waarde, net zoals Forêts van Domaine Moreau-Naudet.
Maar de grootste aanbeveling die ik kan doen is: ga naar Chablis en breng er een paar dagen door. Niet alleen om de beleving van een topappellation, ook omdat het in feite de enige plek is waar je wereldberoemde wijnen als die van Raveneau en Dauvissat nog voor betaalbare prijzen kunt drinken. Dan geniet je van een paar van ’s werelds beste Chardonnays. En is het feest in je glas.
Butteaux en La Forest 2020
Domaine Raveneau, Chablis 1er cru Butteaux 2020: nu nog wat streng en gesloten, vuursteen, wat kweepeer en citrusfruit, vraagt tijd; intens, slank maar krachtig, fraaie zuren en bitters, heel lang; ultieme Chablis, zo verfijnd, zo krachtig, zo schoon, geweldig. 18 punten
importeur: Herman Wines
Domaine Vincent Dauvissat, Chablis 1er cru La Forest 2020: compact, gesloten nog, vuursteen, daarachter perfect rijp fruit, citrus, appel, iets groente; heel compleet, alles is er, mooi mondgevoel, zuren en bitters, maar ook rondeur, heel reserve nog. 18 punten
importeur: Vinoblesse
Dit artikel is in zijn oorspronkelijke vorm gepubliceerd in Perswijn 4/2023 en voor de website ingekort.
Voor we naar Bordeaux gingen, kregen we het al te horen. 2022 zou een bijzonder, heel goed jaar zijn. Het is altijd nog vroeg om te oordelen, zo vlak na de oogst, maar de tekenen zijn gunstig. We proefden veel fraais. En dat na een jaar van warmte en droogte. Dat is Bordeaux in het ‘nieuwe normaal’.
Bij de beoordeling van een jaargang en primeur houd ik altijd de uitspraak van Kees van Leeuwen in gedachten, die hij jaren geleden deed: ‘In Bordeaux zijn goede jaren zonder uitzondering droge jaren.’ Als je dit als uitgangspunt neemt, dan is het gesternte voor 2022 uitstekend. Na voor elke appellation in Bordeaux wisselende hoeveelheden regen in juni viel er tussen 1 juli en 22 september weinig tot zeer weinig regen, afhankelijk van de plek. Zo werd de basis gelegd voor een jaargang met een bijzondere diepgang en concentratie. De waterstress leverde extreem kleine druiven op, met dikke schillen en weinig sap. Met indrukwekkende, machtige wijnen als resultaat.
Als je een weekje rondloopt, is het opvallend dat iedereen zegt dat de kwaliteit van de wijnen zo’n enorme verrassing is. Waarom? Als je puur naar de getallen kijkt, dan was het een heet en droog jaar, met drie hittegolven en grote bosbranden. Daarom ook verwachtte iedereen warme wijnen, overrijp en heftig. Maar uiteindelijk is het een bijzondere frisheid die veel wijnen zo aantrekkelijk maakt, en juist dat is zo verrassend. Kennelijk is het aanpassingsvermogen in Bordeaux groot. Zeker als je kijkt naar de afgelopen zomer. De klimaatopwarming zorgt er voor dat het niet alleen droog is, maar vooral ook warm(er). Hierdoor verdampt meer water. Dat beïnvloedt zowel het werk in de wijngaard als het wijnmaken. Aanpassen dus.
‘Werk in de wijngaard totaal veranderd’
De eerste avond van onze primeurweek verblijven we op Château Giscours. Een mooi moment om de jaargang 2022 door te nemen met directeur Alexander van Beek. ‘2022 was vroeg warm én vroeg droog. We moeten het werk in de wijngaard daarop aanpassen. De jaargang 2003 was voor ons achteraf een harde leerschool. Toen lagen de kinderen “naakt op het strand”, om het zo maar te zeggen. Druiven in de gloeiend hete zon. Dat mocht niet meer gebeuren. In 2022 was er zelfs nog minder water dan in 2003. Dus is ons werk nu totaal anders. Met bodembedekkers, niet meer ontbladeren – om de druiven in de zon te laten hangen. Meer schaduw is essentieel. We houden ook het blad in de rijen lager. Meer blad zorgt door fotosynthese, en dus meer suiker.’ En suiker, dat hebben de druiven in zulke jaren genoeg. Meer dan genoeg zelfs, zoals valt af te lezen aan de hoge alcoholgehaltes.
‘We begonnen op 1 september met de oogst van de merlot, de vroegste oogst in de geschiedenis van Giscours. De kleine druiven met dikke schillen zorgen ook dat het wijnmaken sterk is veranderd. Twintig, dertig jaar geleden gaf je zuurstof om de wijn zachter te maken en de tannine af te ronden. Je zorgt nu voor zachte tannine en rijpheid in de wijngaard en probeert dan het fruit in de wijn te behouden door juist zo min mogelijk zuurstof te geven.’
In het algemeen was Margaux een van de appellations met de minste regen. In juni viel hier al niet zo veel als elders, in augustus vrijwel niets meer. Bovendien vind je hier veel ondergronden met kiezel en soms zand, die het water minder goed vasthouden. Dus met meer waterstress en lagere rendementen.
Philippe Bascaules (Château Margaux) is een van degenen die ervaring heeft met dit soort omstandigheden door zijn vroegere werk bij Inglenook, in Napa Valley. ‘Als we in Napa onder deze omstandigheden zouden oogsten, dan zou de zuurgraad van de wijn te laag zijn, met een pH van zo rond de 3,9. In dat geval zou je gedwongen zijn aan te zuren. Maar hier zaten we op een pH van 3,6. Dat is dan toch het verschil tussen Bordeaux en Napa. Net als daar moest ik besluiten te wachten op fenolische rijpheid – het stijgende suikergehalte neem je dan voor lief. En dan krijg je toch dit verrassende resultaat. Consequentie was een opbrengst van maar 25 hl/ha, terwijl ik in eerste instantie 35 had verwacht, door heel kleine druiven op het moment van de oogst.’
Pauillac: prachtige cabernets
Dat het in Pauillac anders was, bevestigt Eric Kohler (Lafite-Rothschild): ‘De combinatie van hitte en droogte was uniek, maar zal vaker voorkomen. Dat de wijnen alsnog een positieve verrassing waren is mooi, maar dat is voor mij niet genoeg. Je wilt begrijpen waaróm. Ik zie twee redenen. Het was tot en met de bloei droog, dus er was continu waterstress. De stokken gingen meteen al economisch met water om, ze groeiden niet zo hard. En in juni viel hier 110, 120 millimeter. Meer dan zuidelijk in de Médoc. Dit was voor mij de sleutel om een ramp te voorkomen. Anders zou de waterstress te extreem zijn geweest. Er waren zo’n 20 dagen van grote hitte, gedurende drie hittegolven. De regen van juni hielp om de latere hittegolven door te komen. En omdat de stokken zich vroeg hadden aangepast, hadden ze in de zomer ook minder water nodig. Het lijkt er op dat de vroege hittegolf in juni op die manier heeft geholpen om de druiven te ‘wapenen’ tegen de hittegolven die later kwamen, de schillen en de druiven leken er beter tegen bestand.’
Saint-Estèphe: hagel in juni
Voor Saint-Estèphe lag de situatie weer anders. De onweersbuien in juni brachten hier lokaal ook hagel, met de nodige schade als gevolg. Alleen toevallig nooit op de châteaux waar je langs komt. Zo viel bij Cos d’Estournel in juni liefst 140 mm regen, maar in juli en augustus vrijwel niets. Meer dus dan in Margaux, wat zorgde voor betere waterreserves voor de latere zomer. ‘Voor ons waren de omstandigheden niet eens zo uitzonderlijk, een beetje vergelijkbaar met ‘47 en ’49, twee grote bewaarjaren.’ Ook op Montrose viel geen hagel, maar minder regen: 60 mm in juni en na 1 juli slechts 17 mm. Het leverde een grootse Montrose op, met liefst 14,5% alcohol en bomvol tannine.
De jaargang is in Saint-Julien zonder meer op zijn best. Hubert Delon (Léoville las Cases): ‘Saint-Julien heeft in het voorseizoen de meeste regen gehad van de Médoc, dus dat was gunstig voor niet te veel waterstress, en uiteindelijk was er een mooi evenwicht. De jaargang is warm, maar ik vind 2022 beter dan 2018. Dat toont de warmte veel meer. Dit jaar heeft de wijn meer frisheid en balans. Ik drink eerlijk gezegd liever ‘17 dan ’18. 2017 is onderschat, de wijnen hebben frisheid en elegantie. De opbrengst bedroeg 37,5 hl/ha, voor ons vrijwel normaal. Het was duidelijk een jaargang voor kleigronden.’
Pessac-Léognan
De situatie voor Margaux, met minder regen en lichtere ondergronden met zand en kiezel, zien we ook terug in Pessac-Léognan. Zo oogstte ook Haut Brion 30% minder dan normaal, bij een vroege oogst, voor rood vanaf 29 augustus. De oogst voor wit startte zelfs op 18 (!) augustus en was 24 augustus binnen. Eerst was het idee dat de sémillon niet genoeg zuur zou hebben; dat viel mee, zodat hij uiteindelijk gewoon in de blend kon, met dezelfde percentages als in de wijngaard. Toch is het voor wit, ondanks wat ontkenningen hier een daar, een lastig jaar. Op Smith Haut Lafitte blokkeerde de rijping bij de jonge stokken iets, zodat ze eerder moesten worden geplukt. Fabien wilde bij wit niet wachten tot heel grote rijpheid of rijkdom. Voor rood gold in iets mindere mate hetzelfde. Châteaux in Pessac-Léognan met meer klei in de ondergrond, zoals bijvoorbeeld Le Thil of Les Carmes Haut-Brion, uitgezonderd.
Christian Moueix: ‘De regen van juni was essentieel, zo’n 90 mm, daardoor was er geen extreme droogtestress.’ Lafleur en Vieux-Château-Certan, ook op het hart van het plateau, zijn even enthousiast over de cabernet franc als over hun merlot. Het algemene gevoel hier is dat jaar niet zo is getypeerd is naar terroir of perceel. Het is meer getypeerd naar de jaargang dan andere jaren. De verschillen in karakter en kwaliteit zijn kleiner, dan in bijvoorbeeld 2021, toen de impact van terroir groter was, en dus ook de verschillen tussen de wijnen. Omri Ram (Château Lafleur): ‘Getallen zeggen weinig. Als je daar naar kijkt, krijg je een heel ander idee dan wat je in werkelijkheid proeft. Grote jaargangen in Pomerol hebben veel alcohol. Kijk naar ‘47 en ‘49. Als er maar evenwicht is. En dat is er, de alcohol krijgt genoeg tegenwicht van de tannine.’
Een bijzondere ontmoeting hebben we met Peter Sisseck, die we kennen als bevlogen wijnmaker van Pingus, in Ribera del Duero. Hij is sinds 2010 (mede-)eigenaar (met Silvio Denz) van een klein domein van 7,5 hectare in Saint-Emilion, Château Rocheyron. Hij koos voor deze plek omdat hij heilig overtuigd is van de kwaliteit van het terroir. ‘De druiven in dit deel van St.-Emilion waren vroeger heel laat rijp, maar de situatie is nu helemaal perfect. Het is nu eigenlijk beste deel. Je moet weten dat de pH van de wijnen lager is als je verder van Libourne af komt richting het oosten. De wijnen blijven frisser. Hier bedraagt de pH nu 3,48. Beroemde wijnen, zoals de Pétrus ’89, hebben een pH van 3,9. Dat maakt ze zachter in de mond, en dus populair. Dit is een algemene trend. In Barolo wordt kalium aan grond toegevoegd om wijnen met een hogere pH te krijgen. Op zich niet erg, want de combinatie van een lage pH en veel tannine maakt de wijnen moeilijk. Nu worden ze wat toegankelijker. Je kunt er wat van vinden, maar zo werkt het. Als je over typiciteit praat moet je dat wel meenemen. Dat geldt ook voor rendementen. In 2015 was dat hier 41 hl/ha, dat is te veel. Het is een lekkere wijn, maar niet getypeerd. En ik kom niet naar Bordeaux om een shitwijn te maken. Het linke van 2022 is alcohol. Door de alcohol krijg je sneller meer extractie, dat is heel gevaarlijk, want je merkt het niet. Dan wordt de wijn te droog.’
In droge jaren is het maken van mooie Sauternes vaak een kansloze missie. Toch was er een beloning voor de geduldigen. Want nadat eind september een plukgang druiven opleverde zonder echte botrytis, bracht regen half oktober de verlossing. Als je had gewacht, kon je op dat moment druiven met perfecte edele rotting oogsten. We konden dan ook een aantal heel fraaie wijnen proeven, die dit dan ook – in beperkte oplages – tot een goed jaar voor Sauternes hebben gemaakt.
Techniek biedt uitkomst Overal wordt naar nieuwe manieren gezocht om het effect van de warmte te temperen. Verschillende châteaux, zoals Pontet-Canet en Smith-Haut-Lafitte gebruiken klei (kaoline) om de bladeren en druiven tegen de zon te beschermen, als een soort afwasbare coating. In de kelder zie je koude inweking, soms wekenlang, om meer fruit te geven. Ook doet gisting van hele trossen, dus met steeltjes, steeds meer zijn intrede, zoals bij Les Carmes Haut-Brion. Dit zorgt voor meer zuren (lagere pH) en verlaagt het alcoholgehalte. We hoorden producenten al hardop dromen over netten die zonlicht tegenhouden. Maar daar zal het INAO niet snel toestemming voor geven.
Wat moeten we nu vinden van 2022? Veel wijnen zijn daadwerkelijk groots en prachtig. Vooral de enorme structuur en diepgang vallen op. Zowel de linker- als de rechter oever brachten veel moois op, zowel op basis van merlot als van cabernet, zeker als ze van mooie kleiterroirs komen. Maar ook kun je op je klompen aanvoelen dat de wijnen erg rijp, en soms zelfs overrijp zijn. Logisch, bij alcoholgehaltes die zelden onder de 14% liggen, vaak meer richting 15%. Veel wijnen komen toch verrassend fris over en de tannine zorgt voor tegenwicht. Wat mij betreft zit de top vooral in Pauillac en Saint-Julien op de linker oever en voor de rechter oever komt die uit de wijngaarden in Saint-Emilion op de côtes, het beroemde kalkplateau, alsmede de Pomerols van het hart van het plateau. Wel heeft zo’n jaar een nivellerend effect in het voordeel van de mindere châteaux. In feite kan iedereen die goed zijn werk doet, in zo’n jaar goede wijn maken.
De paradox is dat de klimaatopwarming Bordeaux in feite helpt om zich aan te passen aan de moderne tijd. Ik hoorde het verschillende château-eigenaren letterlijk zeggen: klimaatopwarming is tot nu toe in ons voordeel. Het lijkt er op dat de wijnen van Bordeaux in een ‘nieuwe normaal’ zijn gekomen. Door de klimaatopwarming kunnen hier nu rijpe en zachte wijnen worden gemaakt, die een groot publiek al jong zullen – en kunnen – behagen. Noem het ‘eigentijdse wijnen’, wijnen die passen bij een maatschappij zonder wijnkelders, waar wijnen snel gedronken moeten worden en het voor restaurants te duur is geworden om wijnen jaren op te slaan. Tegelijk bezweren de wijnmakers je dat de wijnen wel degelijk ook lang houdbaar zijn, en waarschijnlijk hebben ze gelijk. Met dank aan ruim alcohol en veel tannine.
Op 3 maart strijkt de Unions des Grands Crus de Bordeaux neer in Amsterdam met de wijnen van 2022 – heter, droger en intenser dan ooit. Wil je zelf ontdekken hoe ze smaken? Boek nu je tickets!
Ronald de Groot
Pinot Gris heeft een twijfelachtige reputatie. Sommigen halen hun neus op voor de ultrasimpele Italiaanse massawijnen uit de Veneto, anderen rollen met de ogen bij de gedachte aan de krachtige maar laagzurige en soms iets zoete Pinot Gris uit de Elzas. Maar als iedere Pinot Grisproducent ook maar een fractie van het talent en de vaardigheid van Olivier Humbrecht had, kan pinot gris een sterdruif zijn.
Olivier Humbrecht staat in een lange traditie. Via de mannelijke lijn gaat zijn wijngoed, Zind-Humbrecht in Turckheim, net even buiten Colmar, terug tot 1620. Zind is de naam van zijn moeder. Haar vader werkte tijdens de Tweede Wereldoorlog voor het Rode Kruis in Wengen, Zwitserland. Bij terugkomst begon hij een wijngoed, dat in 1959 met het bedrijf van de Humbrechts werden samengevoegd. Zoals Humbrecht zegt heeft het bedrijf daardoor zowel traditie als vernieuwing in zijn genen.
Dat past ook wel bij de wijnen van Zind-Humbrecht. Ze worden op een traditionele wijze gemaakt, maar het bedrijf gaat vernieuwing en ontwikkeling niet uit de weg. Het resultaat: ongelofelijk elegante, precieze wijnen met een ongeëvenaarde balans tussen concentratie en lichtvoetigheid en een duidelijke uitdrukking van hun oorsprong.
Na een langzame, zachte persing van de hele trossen ondergaat het sap een spontane vergisting in grote foeders. Met uitzondering van de zoete wijnen, de instapwijnen en de Gewurztraminer blijven de wijnen tot aan de botteling bijna anderhalf jaar op de volledige lies. Humbrecht is niet dogmatisch over sulfiet – hij gebruikt het, maar zo min mogelijk.
Sinds 1970 vindt er bij Zind-Humbrecht geen pre-filtratie meer plaats, sinds 1992 geen collage en sinds 1993 geen chaptalisatie. In 1981 werd er voor het eerst gebruik gemaakt van temperatuurcontrole tijdens de vergisting (in foeders). Over de jaren heen is het snoeiproces verfijnd. In de jaren negentig is het werken met zwaartekracht geïntroduceerd en de rijpingstijd verlengd. En sinds 2002 is Zind-Humbrecht biodynamisch gecertificeerd. Tussendoor kocht het wijngoed land aan in de ene naar de andere top grand cru, zoals Hengst, Brand, Sommerberg, Goldert en het paradepaardje Rangen de Thann met zijn fameuze vulkaanbodems. Sinds een paar jaar maakt Humbrecht ook nog een uitstekende Riesling Grand Cru Wineck-Schlossberg, waarvoor hij de druiven koopt van zijn keldermeester.
Naast zijn grands crus maakte Zind-Humbrecht traditioneel een aantal villagewijnen. Maar sinds het gebruik van villagenamen in de Elzas gereguleerd is – er zijn er nog maar dertien toegestaan, waaronder Gewurztraminer de Bergheim en Rouge d’Ottrott – is Humbrecht overgestapt op het maken van wijnen die het karakter van een bepaald ras in combinatie met een specifiek bodemtype tot uitdrukking brengt. De druiven daarvoor komen van verschillende wijngaarden. De wijnen worden gelabeld als Roche Granitique, Roche Calcaire, Roche Roulée en Roche Volcanique.
Daartussenin zit een groep wijngaardwijnen die kandidaat is voor de status premier cru. Als Jebsal, Heimbourg, Rotenberg, Windsbuhl en Clos Häuserer uiteindelijk geen premiers crus worden, ligt dat, volgens Humbrecht, niet aan de kwaliteit van zijn wijnen, maar aan andere zaken. Zo kunnen een te beperkt aantal producenten in de betreffende lieu-dit, een te kleine productie, een geringe naamsbekendheid van de lieu-dit of een te lage marktprijs voor de INAO redenen zijn de premier cru status niet te verlenen.
De opbouw van de Zind-Humbrecht’s portfolio laat in elk geval zien hoe veel waarde het wijngoed hecht aan terroirexpressie. Het was fascinerend om in alle drie de groepen (Roche wijnen, lieux-dits en grands crus) de verschillen te proeven, waarbij je, enigszins generaliserend, kan zeggen dat de kalkbodems breedte aan de wijn geven, granietbodems verticaliteit en vulkanische bodems beide. Vooral bij de Rieslings was het overduidelijk.
Ik ben al langere tijd een groot liefhebber van Zind-Humbrechts Rangen de Thann Riesling, maar desondanks was het er nooit van gekomen aandacht te besteden aan de Pinot Gris van het wijngoed. Ik vrees dat ook ik het slachtoffer ben van een wat Pavlovachtige pinot-grisaversie. Maar sinds vorige week zijn mijn ogen geopend. Zind-Humbrechts Pinot Gris zijn droog, niet al te zwaar en hebben niets te maken met gemiddelde, slappe Italiaanse Pinot Grigio. Toch maakt Zind-Humbrecht pas sinds 2007/2008 droge Pinot Gris. Humbrecht volgde daarmee de markt (of liep er misschien zelfs op vooruit), maar de keus werd ook ingegeven door het feit dat het steeds moeilijker werd druiven met een goede kwaliteit edelrot te produceren. Doordat de druiven steeds vroeger rijpten, vielen ze ten prooi aan het Suzuki-fruitvliegje, dat uiteindelijk slechte vormen van rot veroorzaakte.
Ondanks dat pinot gris in de Elzas 17 procent van het areaal aan wijnstokken uitmaakt, noemt Humbrecht de wijn ervan een niche product. (Riesling en Crémant zijn het belangrijkst.) Het vergt namelijk veel kennis en ervaring om goede pinot-grisdruiven te telen, legt Olivier Humbrecht uit. Het is een moeilijk ras. Je hebt om te beginnen de juiste, dat wil zeggen, een wat koelere wijngaard nodig om de rijping enigszins te vertragen. Pinot gris rijpt sowieso veel vroeger dan bijvoorbeeld riesling en dat wil je niet nog verder versnellen.
Daarnaast is het belangrijk de opbrengst te beperken, zodat de aroma- en smaakconcentratie van de druiven versterkt wordt.
Maar het belangrijkste is het vinden van het juiste moment om te oogsten, zegt Humbrecht. Dat is bijna een kunst op zich. Binnen een paar dagen kan de zuur-suikerbalans in de druiven omslaan, wat door de klimaatverandering nog is versterkt. Toen de oogsttijd in oktober lag, luisterde het minder nauw, omdat de dagen dan al korter zijn en de temperaturen lager liggen. Daardoor ging de omslag in de zuur-suikerbalans minder snel. Nu de oogst in september plaatsvindt, wanneer de dagen langer en de temperaturen hoger zijn, kunnen de zuren sneller dalen en het suikergehalte sneller stijgen. En Humbrecht wil beslist droge en medium-bodied Pinot Gris maken. Als Elzasser houdt hij van zoete wijn, maar halfdroog, zo’n beetje er tussenin, vindt hij niets. “Zoetheid geeft een valse indruk van body. Een beetje suiker is make-up”, aldus Humbrecht.
Proef zijn Pinot Gris en je kan hem geen ongelijk geven. Als je van je vooroordelen over Pinot Gris af wilt, probeer dan de wijnen van Zind-Humbrecht!
Heimbourg Pinot Gris 2023
Steile wijngaard met kalkstenen bodem in Zind-Humbrechts thuisbasis, Turckheim.
Alc. 12,8%. RS 0,6g/l.
Zijdezacht en strak. Enigszins voluptueus, maar niet zonder elegantie. Rijpe peer, citroen, citroenschil, subtiele specerijen.
Rotenberg Pinot Gris 2023
Van de koele kant van de vallei waar de schaduw van de bergen ’s middags voor verkoeling zorgen.
Alc. 12,3%. RS 0,6g/l.
Begint met een lichte geur van oesters – volgens Humbrecht een vorm van reductie als gevolg van de rijping op de lies. Daarna toont de Rotenberg zijn frissere profiel (in vergelijking met de Heimbourg) met groene en gele appels en een plezierig bittertje op de afdronk.
Rangen de Thann Pinot Gris 2023
Rangen de Thann is een zeer steile wijngaard met een vulkanische bodem en een oriëntatie op het zuiden. Zijn hoogteligging (met de 350 à 480 meter hoger dan Zind-Humbrechts andere grands crus) matigt de temperatuur. Ook de luchtstromen in de vallei komen van grotere hoogte en zijn daardoor koeler. Door de ligging op de rand van de Bourgondische Poort, de opening tussen de Jura en de Vogezen waar lucht vanuit het zuiden en westen het Rijndal instroomt, ontvangt de wijngaard ook meer verkoelende neerslag, jaarlijks 750mm in vergelijking met 500mm in Colmar.
Alc. 13,5%. RS 1,1g/l
Rokerige, vuursteenachtige start, behoorlijk reductief, in dit geval een eigenschap van de vulkanische bodems. Daarna kracht en concentratie gepaard aan finesse. Iets crèmig. Wit fruit, licht floraal. Enorm lang.
Bart de Vries
BRAD GREATRIX: ‘I AM THE JUICE MAKER’
De Britten zelf zijn al jaren verzot op hun eigen mousserende wijn. Zelfs zo erg dat er tot voor kort niet veel flessen werden geëxporteerd, maar dat verandert in rap tempo. De ene na de andere English Sparkling Wine verschijnt op de Nederlandse markt. Die van Nyetimber was er al even. Magda van der Rijst ging er op bezoek en sprak met wijnmaker Brad Greatrix.
Hoewel Nyetimber in 1988 werd opgericht door het Amerikaanse echtpaar Sandy en Stuart Moss, is het de Nederlander Eric Heerema die er sinds 2006 geld, ziel en zaligheid insteekt. Hij geloofde toen al in de uitstekende kans die het Zuid-Engelse terroir bood, had voldoende prachtige champagnes gedronken om te weten waar hij naar toe wilde en kende zijn eigen tekortkomingen. Daarom ging hij na de overname direct op zoek naar ambitieuze, deskundige en gelijkgestemde mensen om mee te werken en ontmoette wijnmakersduo Cherie Spriggs en Brad Greatrix.
Brad Greatrix en Cherie Spriggs, beiden afkomstig uit Canada, studeerden onder meer biochemie en oenologie in Vancouver en andere instituten, werkten in verschillende werelddelen en waren, in 2007, op het punt in hun leven beland dat ze samen ergens wijn wilden maken. Brad Greatrix: ‘Dat is niet eenvoudig, maar het toeval wilde dat we eerder Nyetimber dronken, een cadeau van Cheries ouders, en daar enorm van onder de indruk waren. De herinnering aan die wijn en het goede gevoel dat erbij hoorde, kwam terug en Cherie opperde om contact op te nemen. Right time, right place, right people… Nyetimber bleek op zoek naar één wijnmaker. Ze kregen er twee.
Nyetimber werkt met chardonnay, pinot noir en pinot meunier van de eigen wijngaarden. Dat zijn er inmiddels 11, in totaal 425 hectare waarvan 350 hectare nu in gebruik, verdeeld over de 3 counties West-Sussex, Hampshire en Kent. De wijngaarden hebben een zuidelijke expositie, grotendeels beschermd door de South Downs. Brad: ‘Terwijl hooggelegen wijngaarden tegenwoordig het toverwoord zijn in warme wijnregio’s liggen onze wijngaarden juist laag, vrijwel allemaal onder de 100 meter boven zeeniveau voor de beste, warmste omstandigheden.’
‘We zijn heel precies in de keuzes waar we aanplanten. De 11 plots zijn vanwege hun specifieke kenmerken gekozen en weer onderverdeeld in 150 blokken. De bodem is extreem rijk aan kalk en krijt met een uitmuntende drainage. Het kan hier stevig regenen, maar anders dan bij klei waar de bodem lang drassig blijft, voelen deze bodems na 2 uur weer vast aan. Die free draining eigenschap is belangrijk want pinot noir, meunier en chardonnay houden niet van natte voeten.’
Zuidoost-Engeland ligt een aantal graden noordelijker dan Champagne. Tot voor kort maakte die 1 à 2 breedtegraden precies het verschil waardoor de druiven in Frankrijk net rijp genoeg werden en die in Engeland meestal niet. De opwarming van de aarde speelt Engeland nu in de kaart. Het is er inmiddels anderhalve graad warmer dan 30 jaar geleden.
Brad: ‘Die warmte helpt, maar het weer blijft wisselvallig. Neem 2024, een regelrechte ramp. Veel te koud en te nat. Dan moeten alle zeilen bij om de druiven gezond rijp te krijgen.’ Die zeilen kun je letterlijk nemen, want de bodem van een deel van de wijngaard is met wit zeil bekleed, voor weerkaatsing van het zonlicht. Verder staan de planten wijd uit elkaar voor maximale opvang van zonlicht. Heggen in de wijngaarden doen dienst als windbrekers.’
‘Voor Nyetimber is het cruciaal dat alle druiven van de eigen wijngaarden komen. Cherie en ik, en ook onze wijngaardmanager Ben Kantsler, kennen ieder rijtje in elk blok. We houden alles nauwkeurig in de gaten, bijvoorbeeld ook hoe de laaghangende trossen zich ontwikkelen ten opzichte van de hogere. Als er reden voor is, plukken we die apart. We hebben een team van circa 500 ervaren plukkers uit Midden- en Oost-Europa en halen prachtige, intacte trossen van de planten. Onmisbaar voor mousserende wijn die je volgens de traditionele methode bereidt.’
‘Om de trossen tijdens het transport zo min mogelijk te beschadigen, gebruiken we kleine kratjes van 15 kilo in plaats van 40. Toen we ermee begonnen, kostten die fruitkistjes niks. Tegenwoordig heten ze English Sparkling Wine Crates en betaal je er veel meer voor. Het idee erachter is dat je weinig lagen hebt, waardoor ook de onderste druiven heel blijven.
Als je de druiven in een gigantische bak stapelt, ze vervolgens op een transportband en in een pers stort, gooi je meteen een deel van het voordeel weg dat je hebt opgebouwd door met de hand te oogsten.’
‘We oogsten hier laat, vanaf oktober. Het risico is groot dat het weer omslaat, dus snelheid is geboden. Daar is ons perscentrum op ingericht. Dit jaar hebben we in 16 dagen druiven van 350 hectare verwerkt.’ Het perscentrum, fonkelend van al het roestvrij staal, is sinds 2017 operationeel. Brad: ‘Het unieke aan deze plek is het laadsysteem. Zodra de pallets met kratjes arriveren, gaan ze naar een van de twee laadvakken, worden de stapels met kratjes automatisch op de transportbanden geplaatst, in één rij gesorteerd, naar de overkant getild en in de pers gestort. De essentie is om de zorgvuldig geplukte en vervoerde druiven zo snel mogelijk in de pers te krijgen.’
‘Hier zit een groot kwaliteitspunt: het gaat om het behoud van hele trossen. In deze stap van het proces beschadigt het fruit. Daar ontkom je niet aan. Zodra je begint met het laden van de persen, vallen de eerste druiven op de bodem, spetteren, er komen meer druiven bovenop, en je hebt, wat ik noem, ongecontroleerde maceratie die plaatsvindt op de bodem van de pers. Hoe vlugger we de pers vullen, des te sneller het persen kan starten en als we zo ver zijn, hebben we de extractie weer onder controle.’
‘I AM THE JUICE MAKER, CHERIE IS THE WINEMAKER’
Er staan 6 Coquard PAI (pressoir à plateau incliné) persen van verschillende inhoud waar de druiven 2 à 3 uur zacht worden geperst. De druk neemt heel langzaam toe en alle ‘persfracties’ worden getest. Brad: ‘We proeven voortdurend en in dit stadium draait het om het mondgevoel. Ik weet precies welk sap Cherie nodig heeft. Ik zorg voor het sap, zij maakt de wijn. Uit één perslading creëren we 4 verschillende persfracties, soms 5.’ De wijngaarden onderverdeeld in 150 blokken blijven gedurende het hele proces gescheiden. Na het persen worden de fracties ook apart gehouden. Na 24 uur in hun eigen bezinktank worden ze in een speciale tankwagen met 7 compartimenten van verschillende grootte naar de kelder vervoerd. Brad lacht: ‘En dan ligt de bal bij Cherie.’
‘Veel techniek, hè?’ vraagt Brad als we het perscentrum uitlopen. Dat er bij Nyetimber niet zomaar op het gevoel wordt gewerkt, is duidelijk. Waar gemeten kan worden, wordt gemeten en er is kennis en geld om volop te experimenteren. Brad: ‘De lat ligt hoog. We maken wijnen voor het hoogste niveau en de lange termijn. Wijnen die met de jaren aan complexiteit winnen. Nyetimber is een baby met z’n 36 jaar, maar kent veel voorgangers. We imiteren niet, maar gebruiken de eeuwenlange ervaring uit de klassieke gebieden om hier de allerbeste mousserende wijn in een eigen stijl te creëren. En bij die eigen stijl, daar kom je bij het artistieke deel.’ Bij Cherie dus. Met haar praat ik graag bij een volgend bezoek.
Het hoofdkwartier van Nyetimber staat in Chiltington, in West-Sussex. Meer dan 1.000 jaar geleden stond er op die plaats de nederzetting Nitimbreha. Waarschijnlijk was het een getimmerd huis of schuur van hout. Bijna 1.000 jaar later, in 1988, plantte het Amerikaanse echtpaar Moss er chardonnay, pinot noir en pinot meunier en in 1992 was de eerste wijn een feit. In 2006 namen Eric en Hannah Heerema het wijndomein over met de ambitie van Nyetimber de beste Engelse mousserende wijn te maken.
Ligging: circa 50o NB, vergelijkbaar met Champagne, ligging op 49o NB.
Bodem: green sand & chalk = kalk- en krijtrijk, deels kimmeridge.
Green sand = geërodeerd kalkrijke zandsteen dat voornamelijk bestaat uit glauconiet, samen met andere mineralen. Glauconiet + ijzer + zuurstof geeft de zandsteen een groenige gloed.
Klimaat: gematigd maritiem.
Nyetimber maakt verschillende mousserende wijnen, allemaal volgens de klassieke methode. Dit zijn er 5 uit het groeiende assortiment.
Classic Cuvée Multi-Vintage (€ 45,45): chardonnay, pinot noir, meunier, 25 à 35% reservewijn, minstens 3 jaar gerijpt. Hij is fris, met toast, citrus en appel(schil).
Rosé Multi-Vintage (€ 61,45): klassieke druiventrio met 14% stille rode wijn. Zalmroze tint, fruitig, friszacht, mist complexiteit.
Blanc de Blancs 2016 (€ 78,95): chardonnay uit 2016, met meer dan 5 jaar rijping. Veel vulling, brioche, lime pie, citrus, minerale ziltige finale. Verfijnd.
Tillington 2013 (€ 133): vooral pinot noir, aangevuld met chardonnay van een klein deel uit de Tillington wijngaard. Delicaat met bloesem, citrus, honing, perzik, roombotercroissant en een minerale lange finale.
Cuvée Chérie Multi-Vintage (€ 48) deze demi-sec van chardonnay noemt wijnmaakster Cherie haar ‘Sparkling Kabi’ omdat hij zo makkelijk drinkt als friszoete kabinett-wijnen.
Importeur: Debruijninwijnen.nl
Magda van der Rijst
Het Franse departement Lot, met de hoofdstad Cahors, is de geboorteplaats van Malbec. De afgelopen jaren stonden de sterren ongunstig voor de appellation Cahors, een onverdiende tragedie die het harde werk van de wijnboeren overschaduwt. Naast de traditionele volle wijnen is er een reeks biologisch of biodynamisch werkende wijnmakerijen die lichtere, verfijnde en moderne wijnen maken en tegelijkertijd profiteren van een grote voorraad oude wijnstokken. De tijd dat er uit Cahors wannabe Bordeaux-wijnen kwamen, is voorbij.
Armand de Gérard, de directeur van de Union Interprofessionelle du Vin de Cahors die me had uitgenodigd voor een driedaagse deep-dive in deze fascinerende appellation, zegt: “Vroeger hadden we elke vier jaar een slechte oogst, maar nu is het eerder eens in de twee jaar. Vooral de voorjaarsvorst is een probleem geworden. Als gevolg van de klimaatverandering hebben we zachtere winters en daardoor beginnen de wijnstokken eerder aan hun jaarlijkse groeicyclus, waardoor ze kwetsbaarder zijn voor vorst. Sommige wijnmakerijen hebben in 2024 90 procent van hun oogst verloren. Ook in 2017, 2021 en in mindere mate in 2019 was er vorst.
De regio, klimatologisch gelegen op het kruispunt van maritiem-atlantische -, mediterrane – en berginvloeden (Centraal Massief) ontvangt een behoorlijke hoeveelheid regen die het risico op schimmelziekten verhoogt, maar die ook de bloei kan beïnvloeden, vooral bij rassen die daar gevoelig voor zijn zoals malbec.
De wijnboeren zijn unaniem trots op hun inheemse ras, maar de appellation worstelde om de vruchten te plukken van de populariteit van Argentinijnse Malbec. De algemene opinie was dat de wijnen van Cahors een beetje rustieker waren en niet zo verleidelijk, gepolijst en fruitig als hun Argentijnse broers en zussen. Hoe tegenstrijdig het ook mag klinken, de teruglopende belangstelling voor (Argentijnse) Malbec, bemoeilijkt ook de verkoop van Cahors-wijnen.
Voeg daarbij geopolitieke spanningen, op handen zijnde importheffingen in de VS, afnemende wijnconsumptie, vooral van rode wijnen, en de toekomst van Cahors, als honderd procent rode wijn appellation, ziet er nogal somber uit. Dit is des te wranger omdat de appellation ijverig heeft gewerkt aan haar comeback – de resultaten hadden nu hun vruchten moeten afwerpen.
Met minstens veertigduizend hectare was Cahors ooit na Bordeaux het grootste wijngebied van Zuidwest-Frankrijk. Maar phylloxera vernietigde op enkele honderden hectares na alles. Door de Eerste Wereldoorlog en de daaropvolgende economische depressie duurde het tot de jaren 1950 voordat Cahors weer begon op te leven. De focus lag op kwantiteit en de wijngaarden keerden terug in de vallei van de rivier de Lot, dichter bij de dorpen op diepere, vruchtbaardere bodems, in plaats van op het armere Kimmeridgian kalksteenplateau, de zogenaamde causse.
De jaren tachtig en negentig waren, ook in Cahors, de jaren van Robert Parker. De wijnen werden gemaakt in de stijl van het naburige Bordeaux – veel extractie, tanninerijk, donker en gerijpt in voornamelijk nieuwe, vaak intens getoaste eikenhouten vaten. Deze stijl, de stereotype ‘zwarte’ wijn van Cahors, overigens vaak zeer goed gemaakt, bestaat nog steeds. Probeer bijvoorbeeld de soepele, rijke en donker-fruitige Probus van Clos Triguedina. Maar te denken dat Cahors alleen maar groot en donker is, is een misvatting.
Vanaf ongeveer 2010 zette de verandering in. De eerste golf van vernieuwers herontdekte de hooggeschatte Kimmeridgian kalksteenbodems op het plateau, ten noorden en vooral ten zuiden van de meanderende rivier de Lot, die de appellation van oost naar west doorsnijdt. Wijnhuizen als Château les Croisille, Domaine La Calmette, Clos Troteligotte, Mas del Périé/Fabien Jouves, Chateau de Chambert en Combel-la-Serre gebruikten de kalksteenbodems, die geologisch identiek zijn aan die in Chablis en Sancerre, om de zuurgraad tot het belangrijkste structurele kenmerk van hun wijnen te maken en de tannine te temmen met een zachte extractie. Een ander voordeel van het plateau is dat het door zijn hogere ligging minder gevoelig is voor voorjaarsvorst.
Maya Sallée van La Calmette zegt tijdens een diner in een restaurant in het centrum van Cahors: “Voor mij bepaalt de zuurgraad de structuur van een wijn. Ik ben niet zo goed in het proeven van tannine, dat laat ik aan mijn partner [Nicolas Fernandez] over.” Balans in de relatie, balans in de wijn. Hun naar kersen en viooltjes geurende, kruidig-ranke Trespotz, ook de Occitaanse naam van hun dorp, deed me denken aan Blaufränkisch.
Voor buitenstaanders als Sallée en Fernandez – Sallée groeide op in Mexico en Fernandez komt uit Spanje – is Cahors ook aantrekkelijk omdat de grondprijzen nog laag zijn.
De volgende dag dineer ik met Germain Croisille. Net als Sallée de dag ervoor heeft hij een witte wijn meegenomen om te laten zien dat, hoewel Cahors een appellation voor rode wijnen is, de regio ook perfect geschikt is voor witte wijnen. Chardonnay, Chenin Blanc, Sauvignon Blanc en het inheemse Noual zijn de belangrijkste rassen. Terwijl de wijn van Sallée een field blend is, is die van Croisille, die een zwak heeft voor Sancerre, gemaakt van sauvignon blanc. Beide wijnen ondersteunen de claims van Sallée en Croisille: fabelachtige lineariteit, hoge drinkbaarheid, tot nadenken stemmende complexiteit. Witte wijnen mogen weliswaar niet verkocht worden onder de appellation Cahors, maar gelabeld als IGP Côtes du Lot zijn ze een geweldige toevoeging die lokale wijnboeren kan helpen om de afnemende trek in rode wijnen het hoofd te bieden.
De causse bestaat grotendeels uit drie bodemsoorten: kalksteen, rode (ijzerhoudende) klei (sidérolitique) en bruine klei-kalksteen. De meeste wijnhuizen op het plateau proberen deze in hun wijnen tot uiting te laten komen. De lijn van drie wijngaardwijnen van Château de Chambert is bijzonder sterk. La Petite Maison 2015 van sidérolitique bodems paart gecondenseerde kracht aan stevige, glanzende elegantie, terwijl Le Puits 2010 van Kimmeridgian kalksteen typerende verticaliteit en spanning toont, verpakt in toetsen van potlood, bosbes en hartige evolutie.
Croisille’s trio van terroir-Malbecs is al even fascinerend en lekker, en telt ook een wijn, Silice, met Grenache-achtige gratie van een zandig kavel op het plateau.
Fabien Jouves van Mas del Périé, waarschijnlijk de bekendste wijnboer van deze groep vernieuwers, is niet alleen een ambassadeur voor malbec, maar ook voor andere rode lokale, dat wil zeggen Zuidwest-Franse rassen. Van jurançon noir, valdiguié en gibert maakt hij een etherische, ietwat gamay-achtige wijn vol rode en donkere bessen, een peperige noot en wat verse kruiden – helder, licht (er zit ook wat Noual in) en smaakrijk.
Het roept de vraag op of de appellation de lijst met toegestane druivenrassen zou moeten uitbreiden. Het cahier des charges van de appellation schrijft een minimum van 70 procent malbec voor. De rest mag bestaan uit tannat en merlot. Terwijl merlot tot op zekere hoogte de Cahorswijnen kan afronden, vult geen van beide rassen het van nature donkere en tanninerijke karakter van malbec echt aan. In die zin lijken de minder bekende, lichte lokale rassen een logischere keuze, maar er is zo weinig aangeplant, dat het lange, ingewikkelde administratieve proces van verandering niet de moeite loont, zoals De Gérard uitlegt.
Zestig procent van de wijngaarden van de appellation liggen echter op de terrassen die afdalen naar de rivier de Lot. Er zijn vier niveaus, vanaf de oevers van de rivier omhooggaand, uit steeds oudere geologische tijdperken. (Zie hoofdfoto en foto hieronder.) Hoe hoger je komt, hoe armer de bodems, hoe hoger het kalkgehalte en hoe gewilder de wijngaarden. De laatste jaren is er een tweede golf van vernieuwers opgestaan die de complexiteit van het terroir van de terrassen herontdekt.
Sébastien Bernède, de zevende generatie van het 100 hectare grote domein Clos La Coutale, is een van hen. Hij schenkt me een glas in van een van zijn mooie micro-vinificaties van malbec van een klein perceel waar het tweede en derde terras in elkaar overlopen en dat hij bijzonder waardeert vanwege de complexe bodem. “Ik moet een evenwicht vinden tussen mijn wens om deze experimentele terroirgedreven wijnen op grotere schaal te maken en de traditie van het familiedomein,” zegt hij. Maar liefst 98 procent van La Coutale’s productie bestaat uit slechts één cuvée. Deze is groot genoeg om je een idee te geven van hoe het vroeger was en elegant genoeg om te laten zien waar de regio naartoe gaat. Met een goede toegankelijkheid (qua stijl, distributie en prijs) voelt Bernède het gewicht van dit erfgoed, niet alleen ten opzichte van vorige generaties, maar ook ten opzichte van de appellation. De wijn van La Coutale is een uitstekende ambassadeur voor Cahors en een uitnodiging om andere producenten en terroirs te proberen.
Onder de tweede golf vernieuwers is ook Jules Verhaeghe die langzaam de teugels overneemt op Château du Cèdre. Voor zijn 27 jaar is hij opmerkelijk wijs en visionair. Hij heeft een precies idee van waar hij heen wil met het wijnhuis, maar is nieuwsgierig genoeg om opties te overwegen en nieuwe dingen uit te proberen. Hij houdt van malbec maar ziet zichzelf eigenlijk als een betere witte-wijnmaker. Hij gelooft dat sauvignon blanc veel potentieel heeft in Cahors. Zijn overtuiging wordt gestaafd door zijn krijtachtige, bloemige, subtiele Les Grèzes, een sauvignon blanc-dominante blend. Een méthode traditionelle mousserende Chardonnay staat op zijn verlanglijstje. Hij maakt een zeer drinkbare lo-fi Malbec zonder toegevoegde zwavel (Extra Libre) maar ook een uitstekende Malbec vergist en gerijpt in nieuw eikenhout (GC). Hij vindt single vineyard wijnen een belangrijke manier om terroir uit te drukken (probeer zijn Charly van een perceel op het vierde terras), maar benadrukt het belang van blending. Hun vlaggenschipwijn, Le Cèdre is een fantastische Cahors die elke zelfverklaarde malbec-scepticus kan bekeren. Zijn portfolio lijkt misschien ongefocust, maar zijn wijnen zijn net zo precies en overtuigend als zijn manier van spreken.
Terwijl we een barrel sample van Verhaeghe’s GC 2023 proeven, legt hij in detail uit waarom het prima kan zijn om met 100 procent nieuwe eikenhouten vaten te werken, zolang je maar een vertrouwde relatie met je kuiper hebt. Alleen dan krijg je de beste vaten van het beste hout, van de beste delen van oude bomen. Ongetoast, natuurlijk. Ook deze GC, hoewel nog ultrajong, was ongelofelijk goed.
Mijn beeld van Cahors, na drie dagen rondtrekken, is dat van een dynamische appellation met veel jonge, getalenteerde wijnmakers die hard werken om de talloze uitdagingen waar de appellation voor staat te overwinnen. Er zijn minstens een half dozijn initiatieven die de appellation daarbij moet helpen. Château de Gaudou experimenteert met bourbonnais, een nog niet toegestane schimmelresistente kruising van malbec en plantet die beter omgaat met extreme temperaturen en minder bloeiproblemen heeft, sommige wijnhuizen doen mee aan de huidige Franse rooiregeling (een kleine twintig procent van de totale oppervlakte in Cahors gaat verdwijnen), sommige overwegen over te stappen op een andere vorm van landbouw, andere verkopen een deel van hun wijngaarden en beginnen druiven in te kopen om flexibeler te kunnen werken, en weer andere kiezen voor minder bekende lokale rassen (Fabien Jouves) of investeren in nieuwe kelders, apparatuur en wijntoerisme, of proberen voorraden op te bouwen (of te koesteren, zoals Château Lamartine) zodat ze geen klanten hoeven af te wijzen en mogelijk verliezen in jaren dat de oogst laag is.
Het belangrijkste is echter dat veel wijnhuizen zijn overgestapt op lichtere stijlen en meer terroir gedreven wijnen. Hun klare, expressieve en diverse Malbecs zijn de hoopvolle bakens voor een betere toekomst. Het is nu aan ons, sommeliers, distributeurs, importeurs, schrijvers en consumenten, om de prestaties van Cahors te erkennen en de prachtige wijnen te ontdekken.
Bart de Vries
Importeurs / Distributeurs Nederland
Château Les Croisille: Vojacek en Artisan Wines
Château du Cèdre: Colaris
Fabien Jouves: Champagnist
Château de Chambert: Sligro
La Calmette: Vinoblesse
Château Lamartine: Les Généreux
Clos Triguedina: Wijnhandel Cahors en BDB Classic Wines
Château Gaudou: op zoek naar een importeur / distributeur
Clos la Coutale: Cru Amsterdam
Importeurs / Distributeurs België
Château Les Croisille: Anverres en Divine Wines
Château du Cèdre: Vitis.
Fabien Jouves: Godaert & Van Beneden en Lacroix Vins
Château du Cèdre: Godaert & Van Beneden
La Calmette: Lacroix Vins en Le Dit Vin
Château Lamartine: Rabotvins
Clos Triguedina: Wijnen Feys en Caveman Wines
Château Gaudou: Carrefour
Clos La Coutale: Colruyt
Château de Gaudou: Carrefour
Je zou het misschien niet verwachten, maar witte wijnen uit Portugal hebben vaak een verrassende frisheid. Of het nu de mousserende wijn van Vertice uit de Dourovallei is, de Nossa Calcário van Filipa Pato en William Wouters uit Bairrada, of de Antão Vaz van Herdade Malhadinha Nova in de ’s zomers zinderende zuidelijke Alentejo – ze hebben ondanks de geografische breedte van de wijngebieden dorstlessende zuren. Zo ook de Rafael Branco en de Ponte Branco van wijngoed Herdade do Mouchão. Hier ben ik het maar ‘ns gaan navragen en dat leverde een verrassend antwoord.
Strikt gezien ligt Herdade do Mouchão in het als iets koeler bekendstaande district Portalegre. Maar in het uiterste zuidwesten ervan lijkt het klimaat eerder op dat van het snoeihete Évora. “Ieder jaar tellen wij hier het aantal dagen waarop de maximumtemperatuur de 45 graden Celsius bereikt,” zegt Iain Reynolds Richardson, de huidige eigenaar en de zesde generatie van het familiebedrijf nabij het dorp Casa Branca. En die hete dagen komen steeds vaker voor. “Bij zo’n 35 graden sluit de wijnstok zich en stopt de groei, maar als het kwik tot boven de 40 graden oploopt, dan kan de sapstroom helemaal ophouden en verschrompelen de druiven,” legt Reynolds Richardson uit. Zie daar, de uitdaging van vele wijnmakers in de Alentejo.
Casa Branca ligt in een ietwat saai, relatief vlak deel van de Alentejo. Veel olijfboomgaarden, kurkeiken, slaperige dorpen en hier en daar een wijngaard. Vanaf de weg kan je het wijngoed Herdade do Mouchão niet zien liggen. Maar als je de onverharde toegangsweg volgt, kom je al snel uit bij een idyllisch, aan een klein stroompje gelegen cluster gebouwen omringd door wat eucalyptusbomen. Er is weinig veranderd sinds de eerste jaren van de twintigste eeuw. In beide vleugels van de spierwitte, u-vormige adega uit 1901 staan onder de hoge plafonds overwegend 5000-liter-vaten, waaronder de beroemde tonel 3 en 4, gemaakt van Portugees eiken-, kastanje- en tropisch macacaúbahout. Herdade do Mouchão koopt slechts incidenteel nieuwe vaten en die worden dan als eerste voor de instapwijnen gebruikt. Pas als ze smaakneutraal zijn geworden, kunnen ze doorschuiven naar de betere wijnen. Tegen de achterwanden zijn de lagares ingebouwd – massief marmer afgestreken met cement. Daarnaast de korfpersen, waaronder twee stokoude nog in gebruik zijnde exemplaren. Het ziet er niet alleen zo uit als meer dan een eeuw geleden, ook de wijnen worden op de oude manier gemaakt.
Reynolds Richardsons vader, Iain Richardson, had aanvankelijk een baan in de textielindustrie die hem en zijn gezin over de halve wereld voerde. Zijn vrouw Elizabeth is een telg uit de Reynolds familie. Zoon Iain, die zoals in Portugal gebruikelijk is zowel zijn vaders als moeders achternaam draagt, werd geboren in Mumbai, zijn vijf zussen (“de aandeelhouders”) op verschillende andere plekken in de wereld. Maar het familiehuis stond in het Portugese Estoril. In de nasleep van de links-progressieve Anjerrevolutie van 1974 werden veel grote bedrijven, waaronder Mouchão, genationaliseerd. Toen het bedrijf in 1986 aan de familie Reynolds werd teruggegeven besloten Iain sr. en Elizabeth de handschoen op te pakken en de verwaarloosde zaak te renoveren. Sinds tien jaar staat Iain jr. aan het roer.
Als enoloog (“het leuke werk”) heeft Reynolds Richardson zijn sporen verdiend bij verschillende Portugese wijngoederen, ook onder zijn vader bij Mouchão. Nu richt hij zich op het managen van het bedrijf (“het saaie werk”), maar, geassisteerd door de bekende enoloog Hamilton Reis, blijft hij eindverantwoordelijk voor alles wat in de wijngaard en in de kelder gebeurt. Naast 45 hectare aan wijngaarden telt Mouchão honderden hectare aan kurkeiken en olijfbomen. Reynolds Richardson is er trots op dat het nog steeds al die producten op de markt brengt waarmee het in de 19de eeuw begon. Zijn verleden als wijnmaker komt in de conversatie vaak naar voren. Hij waarschuwt me een paar keer dat hij misschien te veel de diepte in gaat. En hij wordt bijzonder enthousiast als hij me een antiek gereedschap, een desenraizadora of foice, laat zien waarmee de bovenste wortels van de wijnstokken gesnoeid konden worden.
Dat brengt ons op het speciale terroir van Mouchão. De belangrijkste wijngaarden liggen tussen lage heuvels in de dalen van een paar kleine riviertjes. De goed drainerende, alluviale bodems hier zijn diep en de waterspiegel bevindt zich gedurende vrijwel het hele jaar slechts een paar meter onder het oppervlak. Dit is volgens Reynolds Richardson een van de redenen dat de druiven hun zuren goed behouden. Hij geeft toe dat het ingaat tegen de gangbare opvatting dat wijngaarden het beste tegen de helling geplant kunnen worden, waar de wijnstokken diep moeten wortelen om water te vinden. Sterker nog, de paar hectare die Mouchão nog op hellingen heeft staan, gaan verdwijnen. De bodems zijn te arm, zegt Reynolds Richardson.
Toen Reynolds Richardsons vader en moeder Herdade do Mouchão weer op de rails hadden, was er een ware wijnboom gaande in de Alentejo. Tijdens de dictatuur was de Alentejo door het bewind aangewezen als de graanschuur van het land en werd wijnbouw verbannen naar het tweede of derde plan. Wijngaarden verdwenen of verwilderden. Maar met het herstel van de democratie en de toetreding tot de (voorloper van de) Europese Unie veranderde alles. Wijnbouw maakte een comeback – vooral grootschalig en geïrrigeerd. Reynolds Richardson paste die aanpak aan. “Irrigatiewater dringt niet diep in de bodem waardoor een oppervlakkig wortelstelsel ontstaat,” legt hij uit. Als het nodig is geeft Reynolds Richardson nog steeds water aan de planten, maar hooguit een paar keer per jaar en dan in een keer een grote hoeveelheid die dieper in de bodem doordringt. Zo drijft hij de wortels richting het aanwezige grondwater en houden de wijnstokken altijd natte voeten.
Het druivenras speelt natuurlijk ook een rol bij het op peil houden van de zuren. Arinto kan dat als de beste, ook als het warm is. Rafael Branco is dan ook een blend van dit ras plus antão vaz (voor breedte, body en wat tropisch fruit) en een klein beetje fernão pires (voor aroma).
Vroeg oogsten helpt natuurlijk ook, maar dat doen ze bij Mouchão alleen met de fernão pires. Als die rijp wordt dan vallen ze ten prooi aan de vogels en Reynolds Richardson vindt het niet de moeite waard om voor het kleine areaal dat ze hebben netten te spannen.
Rafael Branco is Mouchão’s witte instapwijn, een woord dat eigenlijk geen recht doet aan de kwaliteit. Typisch zo’n wijn die veel waar voor zijn geld geeft: citroenfris, een licht kalkige mineraliteit, een beetje kruidigheid, ietsje notig reductief, een ziltige ondertoon, fijne citrusschilachtige textuur. De potentie van Rafael Branco wordt bevestigd door een mooi toeval. Een distributeur in Porto was een partij flessen van de jaargang 2011 van de destijds nog Dom Rafael geheten wijn vergeten. Toen die onlangs werd gevonden bleek de kwaliteit nog uitstekend. Ik kan het beamen, want inmiddels zijn de flessen op de markt gebracht. Zelf heb ik er zes in de kelder liggen. Fantastisch gerijpte wijn voor een prikkie!
Ponte Branco is Mouchão’s meer substantiële witte wijn van honderd procent verdelho. Toen Reynolds Richardson het roer overnam, was een van zijn eerste wapenfeiten het enten van verdelho op alle perrumstokken. Hij haalt een boek van W.H. Koebel uit 1909 tevoorschijn. Hierin doet de Engelse reisjournalist verslag van zijn bezoek aan het toen nog relatief jonge wijngoed en beschrijft hoe er al verdelho in de wijngaarden stond. Waarschijnlijk maakte Mouchão er zoete wijn van – “… it is rich and generous…” – en het werd geschonken “to do honour to the dessert”. Koebel is zo positief dat hij medelijden heeft met de bezoeker van het zuiden van Portugal, die er niet op staat echte Verdelho geserveerd te krijgen. Ondanks dat perrum in de Alentejo als een autochtoon ras geldt, was de aanplant van verdelho voor Reynolds Richardson de authentiekere keus. De Ponte Branco heeft de allure van een witte Bourgogne en met rond de 7 g/L aan totale zuren is er ook in deze wijn geen gebrek aan kernachtigheid.
Reynolds Richardson heeft zich ook beziggehouden met de loofwand. Bij een wijngoed in Urra heeft hij geprobeerd van de loofwand een overhangend ‘zonnescherm’ te maken, meer dus dan het gebruikelijke laten zitten van wat blad om de tros te beschermen tegen direct zonlicht. Zijn idee zou je misschien als een halve pergola kunnen omschrijven. Het probleem, geeft Reynolds Richardson toe, is dat er in bestaande wijngaarden vrijwel nooit voldoende ruimte tussen de rijen is voor zo’n loofwand.
En aanzuring? In het uiterste geval en alleen als een kleine correctie. Maar, verzekert Reynolds Richardson mij, het gebeurt niet vaak, hooguit een keer in de tien jaar.
Klimaatverandering blijft het belangrijkste thema, zegt Reynolds Richardson, maar met de huidige maatregelen gaat het vooralsnog goed. De kwaliteit van de witte wijnen bevestigt dat. En dan hebben we het nog niet over zijn rode wijnen gehad – 50 procent van zijn aanplant is alicante bouschet, de rode parel van de Alentejo, dat het grootste deel uitmaakt van Mouchão’s topwijn van dezelfde naam. Maar dat is een ander verhaal.
Bart de Vries