We zitten in de auto met Louis Geirnaerdt, Nederlandse geoloog en selfmade wijnondernemer in Spanje, met wijngaarden in onder andere Cariñena en Campo de Borja. We zijn vanuit Zaragoza op weg naar Campo de Borja, voor een bezoek dat we eigenlijk vorig jaar al gepland hadden. Goed om even bij te praten. ‘Ik lees elke maandag je stukje op de website, ik krijg een alert als het er staat’. Kijk, daar doen we het voor. Mijn ijdelheid is gestreeld. ‘Zo’n stukje, ‘de hand van god’. Zoiets is interessant voor mij. Als wijnmaker en romanticus voel ik me altijd geroepen iets ánders te maken, iets bijzonders. Maar ik weet heel goed dat het maar een kleine groep mensen is, die geïnteresseerd is in iets speciaals.’ Dat is in wezen een open deur. Vaak zijn het sommeliers en journalisten die in hun zoektocht naar iets nieuws komen met een natuurwijn of een oranje wijn. Niets mis mee, als het maar lekker is. En dat is helaas lang niet altijd het geval. Toen ik een keer met een bevriende wijnrelatie uit eten ging, had hij al een glas ingeschonken gekregen. Natuurwijn. De wijn stonk naar mest. ‘Heerlijk, moet je ook nemen.’ ‘Sorry, ik neem liever een gewone wijn’, antwoordde ik. Hij rook even later aan mijn glas en riep de sommelier. ‘Sommelier, ik wil toch liever ook die gewone wijn.’ Dat bedoel ik. Voor een groot publiek zijn dit soort wijnen dan ook niet zo geschikt. Begrijp me goed, er zijn ook lekkere natuur- en oranje wijnen.
Louis: ‘Mijn vrouw, Eugenie, houdt me altijd bij de les. Ik had ooit een gesprek met een grote succesvolle Duitse importeur, waar ik zaken mee deed. Ik vroeg hem wat het geheim van zijn succes was. “Geheim? Ach, ik zou niet spreken van een geheim. Het is eigenlijk heel simpel. In Duitsland heb je een paar duizend importeurs. Van die paar duizend importeurs richt 99% zich op 2% van de markt, de liefhebbers die houden van een goed glas. Daar houd ik me niet mee bezig. Ik richt me op de 98% die gewoon wijn wil drinken zonder daar verder veel belangstelling voor te hebben. Omdat die groep zo enorm veel groter is, hebben we al jaren veel succes. Dus we houden ons ook strikt aan die formule.”
Dus als wijnmaker is het leuk om bijzondere (en dure) wijnen te maken. Of iets buiten de gebaande paden. Maar als je ‘gewoon’ goede wijnen wilt maken, dan kun je niet om het grote publiek heen, zo is de les van dit betoog. Dominee Jan Dirk Wassenaar verwoordt het in de NRC van afgelopen zaterdag prachtig: “Dure wijnen hoef ik ook niet, Chateau Migraine is goed genoeg voor me.” Een heerlijke Hollandse benadering. Doe maar gewoon, dat is al gek genoeg.
Het doet me eens te meer beseffen dat het een voorrecht is om te mogen schrijven voor de 2% die wél in mooie wijnen geïnteresseerd is. En die niet eens extreem duur hoeven te zijn.
Ronald de Groot