Grosse Gewächse 2011 – Deel 1: Niet alles is goud wat er blinkt - Perswijn
Achtergrond & Interviews

Grosse Gewächse 2011 – Deel 1: Niet alles is goud wat er blinkt

Voor de elfde keer hield VDP eind augustus zijn gewoontegetrouw uitstekend georganiseerde Vorpremiere voor de pers van Grosse Gewächse, afgekort als GG. Een verslag in delen.Tekst: René van Heusden en Lars Daniëls MV
Wijnen die volgens het classificatiemodel van de vereniging de grands crus van Duitsland zouden moeten zijn. Plaats van handeling: de Kurhauskolonnade in Wiesbaden. In het glas: wit uit 2011, rood uit 2010 of ouder.

Op de proeflijst stonden 361 Grosse Gewächse van de in totaal 436 die dit jaar op de markt gebracht worden. Die 436 wijnen komen uit 267 wijngaarden van 157 wijngoederen. Daar komen nog 15 Erste Lagen ‘zondermeer’  van de Mosel bij, wijnen met iets meer dan de maximale 9 g/l restsuiker die voor GG is toegestaan maar te weinig om voor edelzoet in aanmerking te komen.

Deze cijfers betekenen een verviervoudiging van het aantal wijnen en een verdubbeling van producenten ten opzichte van de eerste proeverij in 2002. Niet minder dan 305 verschillende wijngaarden hebben tot nu toe druiven geleverd voor Grosse Gewächse. Het geeft aan dat bijna iedereen binnen VDP momenteel een graantje probeert mee te pikken.

De vraag is alleen of dat wel kan, want is de absolute top niet per definitie smal? En daarmee dus niet voor iedereen weggelegd? De proeverij in Wiesbaden legde dit probleem genadeloos bloot.

Minder is beter

Voor een waarlijk grote, uitzonderlijke wijn heb je én een topterroir én een topproducent nodig. Dit blijft een gevoelig punt bij de Grosse Gewächse. Hoe lovenswaardig het in feite nog jonge concept is, de invulling ervan vraagt volgens ons om meer strengheid wil het internationaal geloofwaardig blijven.

Nu dreigt zich een zelfde probleem voor te doen als bij Alsace Grand Cru: een prestigieuze vlag die de lading slechts gedeeltelijk dekt. Jaarlijks komen er nieuwe Grosse Gewächse bij – we herhalen nog maar eens dat het aantal sinds de eerste proeverij in 2002 is verviervoudigd –, maar het aantal wijnen met werkelijk grand cru-niveau blijft beperkt.


Minstens de helft van de wijnen die we in Wiesbaden proefden zou eerder thuishoren in de nieuwe categorie Erste Lage, die min of meer als equivalent van de Bourgondische premier cru gaat dienen. Goede, maar niet exceptionele wijnen. Want ja, de benamingen binnen het classificatiemodel wordt weer eens aangepast.

Voor wie het na al die jaren van aanpassingen nog kan volgen: de top van de kwaliteitspiramide zal voortaan gevormd worden door Grosse Lagen. Deze vervangen de huidige Erste Lagen. De benaming Erste Lage op zijn beurt zal gebruikt worden voor wat nu nog klassifizierte Lagen zijn. Hiermee wint de logica het eindelijk. Een Grosses Gewächs hoort immers uit een Grosse Lage te komen en niet uit een Erste.

De vraag is alleen wel in hoe verre deze welkome verheldering en verfijning van de wijngaardclassificatie zal leiden tot herklasseringen, c.q. degradaties. De realiteit van te veel wijnen die niet aan de hoogste standaard  voldoen geeft aan dat de noodzaak er zeker is, maar zie als VDP zo’n opgelegde degradatie er bij de leden maar eens door te krijgen.

Hoe dringend gewenst ook, correctie van de ontstane situatie zal geen gemakkelijke opgave zijn, om nog maar te zwijgen van de integratie van Erste Gewächse uit de Rheingau binnen één landelijk systeem. Verder blijft het jammer dat uitstekende producenten die geen VDP-lid zijn van de wijngaardclassificatie zijn uitgesloten, al is dat meer een probleem van de Duitse wijnbouw in het algemeen.

Overigens is het economische belang van de Grosse Gewächse marginaal. Ze vormen maar 3,2% van de VDP-productie, die op zijn beurt slechts 2,6% van de totale Duitse productie uitmaakt. In 2012 zijn 1,1 miljoen flessen GG op de markt gekomen, wat neerkomt op een gemiddelde amper 2500 flessen per wijn. Het is dus meer een kwestie van prestige en voorbeeldfunctie.

2011 – Grillig jaar met fraaie nazomer

De sleutelfactor voor 2011 is de schitterende nazomer geweest met zijn ‘gouden septembermaand’. De maanden ervoor waren daarentegen nogal grillig, waardoor zowel regionaal als plaatselijk sprake is geweest van sterk wisselende omstandigheden. Zon en warmte in het voorjaar zorgden voor een extreem vroege en snelle vegetatieontwikkeling. Die werd echter gevolgd door ernstige nachtvorst begin mei (Rheinhessen, Franken, Württemberg, Rheingau, Pfalz, Nahe). Daarna kwam een periode met koelte, regen en hagel (Württemberg, Pfalz, Mittelrhein, Franken) van juni tot medio augustus.

Ondanks de koele zomer bleef een rijpingsvoorsprong van twee weken ten opzichte van het gemiddelde overeind. En let wel, zeker in gebieden met arme leisteenbodems was de zomerse neerslag zeer welkom. Nog vroeger dan in het warme 2003 kon men al met de pluk kon beginnen, d.w.z. in de loop van september.


In een enkel geval zelfs werden de eerste druiven al begin september binnengehaald. Voor koelere gebieden als de Mosel gebeurde dat pas eind september, maar ook dat is naar plaatselijke maatstaven extreem vroeg. Over het algemeen bleken de druiven kerngezond en konden ze dankzij een afwisseling van zonnige dagen en koele nachten lang blijven hangen om perfect rijp te worden.

Aangezien er geen reden was tot haast, is een Duitse oogst zelden zo ontspannen verlopen als in 2011. In de Scharzhofberg aan de ‘koele’ Saar werd bijvoorbeeld pas in de laatste week van oktober geplukt. De druiven waren perfect rijp, met mostgewichten tussen 85 en 100º Oechsle.

Toegankelijk, maar zelden echt groot

Nog voor de laatste druiven van 2011 geplukt waren, viel overal in Duitsland al een stemming van euforie waar te nemen. Na het erg klein uitgevallen 2010 met zijn nogal strenge wijnen bracht 2011 een zeer welkom ruimer volume en analyses die in de richting van een evenwichtiger en toegankelijker type wijn wezen. Wat heet euforisch? In kwalitatief opzicht werden al snel vergelijkingen gemaakt met legendarische ‘Elfer’ jaren als 1811 (het kometenjaar) en 1911!

Ook door doorgaans serieuze producenten. Eveneens genoemd als referenties: 1921, 1945, 1953, 1959 en 1971. Zwaar overdreven in onze optiek. Zeker, 2011 is voor menige Riesling een heel aangenaam, maar zeker geen uitzonderlijk jaar. Van 2009 waren we alvast meer onder de indruk.

De wijnen uit 2011 hebben volop vulling, sap en bijna uitsluitend aangenaam wijnsteenzuur in plaats van het harde appelzuur waar 2010 nogal eens door gekenmerkt wordt. Gemiddeld liggen de zuren vrij laag, d.w.z. tussen het niveau van 2007 en 2003 in, zij het met hier en daar wat uitzonderingen. Door de regen in de zomer zijn de extractwaarden hoog en de aroma’s dankzij de koele nachten heel geconcentreerd.

Veel van de geproefde wijnen bieden een uitgesproken minerale impressie met een ziltig mondgevoel. Anders dan in 2010 combineren ze die met vroege toegankelijkheid, mede door de aard van de zuren. Eerder soepel in plaats van spannend, al is dat wellicht iets te kort door de bocht. Maar we herhalen het: de spanning en ook de intensiteit van 2009 lijken meestal te ontbreken.


Het is nog maar de vraag in hoe verre alle wijnen de structuur en diepgang hebben om zich over de jaren voorspoedig op fles te ontwikkelen. Grosse Gewächse zijn immers niet bedoeld om direct te drinken, zeker niet die op basis van riesling.

Tot slot nog een opmerking over het ontwikkelingsstadium waarin de wijnen zich nu bevinden. Eigenlijk komt de proeverij een half jaar te vroeg. Sommige wijnen verleiden weliswaar al met hun primaire (fruit)aroma’s – riesling is nu eenmaal een aromatische druif –, maar andere zijn in dit stadium verre van af. Ze dragen bijvoorbeeld nog de sporen dragen van spontane vergisting en/of reductie door langdurig contact met het gistbezinksel.

Wanneer wijnen nu nog op slot zitten, is dat geen reden om ze af te waarderen zoals dat door onervaren proevers gebeurt. In tegendeel, het geeft juist aan dat ze gemaakt zijn met het oog op de toekomst.  We hebben bij onze beoordeling vooral gelet op structuur en ontwikkelingspotentieel. Met vroege drinkbaarheid is helemaal niets mis, maar aan wijn met grand cru-status mag je wel de eis stellen een lange adem te hebben. En van grands crus in Bordeaux verwacht toch ook niemand dat ze van dag 1 af aan al makkelijk naar binnen glijden?

Overzicht Grosse Gewächse

Per 1 september 2012 is een recordaantal GG in de handel gekomen. Van de druivenrassen is riesling verreweg de belangrijkste met een aandeel van ruim 60%. Ook de 15 ‘Erste Lagen’ van de Mosel zijn allemaal Rieslings. Het klassement van de gebieden wordt soeverein aangevoerd door de Pfalz.

Volgens VDP zou de gemiddelde verkoopprijs in Duitsland op € 28,00 per fles liggen. Hierbij moet wel worden aangetekend dat de onderlinge verschillen groot zijn. Ook hier bepaalt de markt wie zijn pretenties wel of niet waar maakt.

Druivenras

Riesling

Spätburgunder

Weissburgunder

Silvaner

Grauburgunder

Lemberger

Totaal

Aantal

272

66

39

22

20

17

436

Gebied

Pfalz

Baden

Rheingau

Württemberg

Franken

Mosel

Rheinhessen

Nahe

Mittelrhein

Saale-Unstrut

Ahr

Hessische Bergstrasse

Sachsen

Totaal

Aantal GG

89

64

60

53

52

40

39

24

7

3

3

1

1

436

In de volgende twee delen van dit artikel, te verschijnen op deze site aanstaande donderdag en vrijdag, zullen de Rieslings en andere druivenrassen worden besproken per gebied. Lees hier deel twee.

Tekst: René van Heusden en Lars Daniëls MV

Fotografie: René van Heusden

Reageer op dit item

nl Nederlands