Met statistieken kun je alles en niks bewijzen. Een klassiek voorbeeld daarvan zijn de Marktgegevens van het Productschap Wijn. Volgens de meest recente cijfers zou de wijnconsumptie in 2006 gestegen zijn tot 21,5 liter per hoofd van de bevolking tegen 21,3 liter in 2005. Er is echter geen enkele Nederlander die statistisch gemiddeld 21,5 liter wijn drinkt. Waarmee we direct bij de vraag komen: hoe meet je eigenlijk wijnconsumptie? De meest realistische methode is die waarbij alleen rekening gehouden wordt met potentiële drinkers, c.q. reële gebruikers. Een minder realistische is die waarbij de hele bevolking over één kam geschoren wordt.
Met statistieken kun je alles en niks bewijzen. Een klassiek voorbeeld daarvan zijn de Marktgegevens van het Productschap Wijn. Volgens de meest recente cijfers zou de wijnconsumptie in 2006 gestegen zijn tot 21,5 liter per hoofd van de bevolking tegen 21,3 liter in 2005. Er is echter geen enkele Nederlander die statistisch gemiddeld 21,5 liter wijn drinkt. Waarmee we direct bij de vraag komen: hoe meet je eigenlijk wijnconsumptie?
De meest realistische methode is die waarbij alleen rekening gehouden wordt met potentiële drinkers, c.q. reële gebruikers. Een minder realistische is die waarbij de hele bevolking over één kam geschoren wordt. Want lang niet elke gemiddelde Nederlander consumeert alcoholhoudende dranken. Zelfs de vroegrijpe tieners van vandaag de dag hebben er al de nodige jaren opzitten voor ze zich op alcoholica storten. En er zijn diverse groeperingen in de samenleving die op basis van zogenaamd ‘heilige’ boeken menen het bij water of een fruitsapje te moeten houden. Een gewogen meting zou daarom heel andere resultaten te zien geven. De gemiddelde drinkende Nederlander blijkt dan ineens flink wat meer wijn te consumeren dan die 21,5 liter van nu.
Dat het Productschap toch voor de ‘verwaterde’ aanpak kiest, betekent niet dat daar domme of wereldvreemde mensen zitten. In tegendeel! Een dergelijke keuze is in hoge mate ingegeven door de noodzaak om als overheidsinstelling behoedzaam te manoeuvreren. Immers, de Nederlandse overheid pretendeert bezorgd te zijn om de gezondheid van haar burgers. Daarbij hoort ook bezorgdheid om alcoholisme. Nu weten we allemaal dat alcoholisten, zeker die van het jeugdige type, zich zelden of nooit bezatten aan wijn, maar darvoor hun toevlucht nemen tot bier en gedistilleerd. Een dergelijke fijne nuance is aan de overheid evenwel niet besteed. In het kader van ‘verantwoord alcoholgebruik’ wordt de wijnbranche op één hoop geveegd met de ware veroorzakers van het kwaad. Het is in dat kader dus niet onverstandig om de waarheid een beetje aangepast naar buiten te brengen. Desnoods met naar beneden afgeronde cijfers. (De bezorgde overheid strijkt ondertussen natuurlijk wel met gretigheid de accijnzen op. Hoe meer, hoe liever zelfs.)
De Marktgegevens staan al weer een jaar of wat volledig in het teken van wat zich in de vaderlandse supermarkten afspeelt. De gespecialiseerde vakhandel is daarmee in feite tot een marginaal verschijnsel gedegradeerd. Wanneer enkel nog aantallen en volumes tellen, ziet het er slecht uit. Het product wijn dankt zijn status als bijzondere drank met een verhaal immers niet aan de inspanningen van de supermarkt, maar aan die van de klassieke vakhandel. Waarbij ‘ status’ allesbehalve een elitair begrip is. Noem het desnoods ‘uitstraling’ of ‘toegevoegde waarde’. Dat status er ook in tijden van democratisering nog steeds toe doet, blijkt keer op keer uit wat consumenten bij ‘kwalitatief onderzoek’ te melden hebben over hun beleving van wijn. Een beleving die alleen zo weinig mogelijk mag kosten.
De gemiddelde prijs van een in de supermarkt ver- en gekochte standaardfles stille wijn bedroeg in 2006 2,62 euro, inclusief accijns en BTW. Deprimerend? Geenszins! Een beetje spin doctor merkt hierbij juist enthousiast op dat de gestage prijsdaling van de afgelopen eindelijk tot staan is gekomen. Fantastisch nieuws dus. Tegelijkertijd lezen we dat diezelfde lieden die nauwelijks iets overhebben voor de inhoud van een fles zich bij alternatieve vormen van verpakking en afsluiting wel bezorgd maken over waarden als ‘luxe’ en ‘uitstraling’. Of: hoe proleten ineens de elitaire bal gaan uithangen. Wedden dat ook hier weer een ‘stukje educatie’ op losgelaten moet worden? Maar pas op, sommige mensen zullen het nooit leren.
René van Heusden