Dit weekend zat ik te werken aan een van mijn artikelen voor het volgende nummer van Perswijn, #7 alweer in dit vreemde jaar. Het artikel gaat over de DAC Neusiedlersee. De DAC, Districtus Austriae Controllatus (waarom in het Latijn?) is in Oostenrijk in opkomst. De regels zijn heel strak gedefinieerd. In het geval van Neusiedlersee DAC gaat het om wijnen op basis van uitsluitend zweigelt. Fruitig en soepel, en in het geval van DAC Neusiedlersee Reserve krachtig en steviger. Bij het schrijven vroeg ik me steeds af of deze strikte definitie nu een goed idee is of niet. Er staan aan de oostkant van het meer, tegen de Hongaarse grens, immers ook veel andere druiven aangeplant, die dus niet voor de DAC in aanmerking komen. Tijdens het werk las ik hierover een interessante column van Robert Joseph, die zichzelf op twitter de ‘winethinker’ noemt. Hij betoogde dat het goed is dat een appellation of een DAC, of wat voor herkomstbenaming dan ook, duidelijk gedefinieerd is. Met als argument dat dit voor de consument, en dan vooral de gewone wijndrinker -en dat zijn verreweg de meesten- het duidelijkst is. Als je een fles Chablis koopt, dan weet je dat het een droge wijn is van chardonnay, gemaakt op een bepaalde manier. Met fruit en/of wat hout. Punt. Duidelijk. Kijk maar wat het de Elzas aan problemen oplevert dat je als wijndrinker niet weet of een wijn (licht) zoet is of helemaal droog.
Als producenten in een appellation een wijn willen maken die heel anders is, bijvoorbeeld een oranje wijn -met schilcontact en oxidatie- of een natuurwijn, dan moeten ze die volgens hem maar Vin de France noemen -in het geval van Franse producenten. Daarin is uiteindelijk ruimte voor alle spielerei die je maar kunt verzinnen. Zijn redenering sprak me erg aan. Ik proefde onlangs Beaujolais, ook voor #7, en daar zitten nogal wat producenten die houden van spielerei. Vooral wijnen zonder sulfiet, natuurwijnen, zijn daar populair. Mij zette dat op het verkeerde been. Ik vind Beaujolais die niet naar fruit ruikt -wat hout is ook best- maar die naar een stal geurt geen aangename verrassing. Ik ben van mening -met Robert Joseph- dat dit ten koste gaat van mijn verwachtingspatroon, omdat de wijn niet de typiciteit heeft die je er van verwacht. En dat volkomen los van het feit of je de betreffende wijn graag drinkt en/of lekker vindt. Daar ga ik niet over.
Wat ik wel weet, is dat ik eind vorig jaar een tafelgenoot had die zich in een restaurant een glas natuurwijn aan had laten praten, en daar lovend over sprak toen ik aanschoof. Maar op het moment dat ik beleefd om een glas ‘gewone’ rode wijn vroeg, en hij deze proefde, wist hij niet hoe gauw hij ook zo’n glas moest bestellen… Maar over smaak valt niet te twisten.
Ronald de Groot
DAC in het Latijn klinkt wellicht wat geleerder… daarom ook wel potjeslatijn genoemd 😉