Als ik zeg dat ik een paar dagen op wijnreis ga, zijn er mensen die zeggen: ‘goede vakantie’. Mijn naaste medewerkers durven dat natuurlijk niet. Ze weten dat zo’n opmerking niet wordt gewaardeerd. Wijnreizen zijn geen vakanties. Ze worden gekenmerkt door strakke programma’s die altijd uitlopen, vroeg opstaan en het doorstaan van bezoeken aan wijnkelders die allemaal hetzelfde zijn. Maar het kan allemaal nog erger.
De afgelopen week was ik naar Oostenrijk, en het was weer goed raak. De baas van het Austrian Wine Marketing Bureau, Willi Klinger, wilde in het jaar van zijn vertrek nog één keer iets ‘groots’. Hij wilde -letterlijk- de grenzen opzoeken. In drie dagen joeg hij ons langs de grenzen van de Oostenrijkse wijnbouwgebieden met de verschillende buurlanden. Schijnbaar om te laten zien dat Oostenrijk vroeger een groot imperium was, met grenzen die na de Eerste Wereldoorlog lukraak door de wijnstreken waren getrokken, op last van de overwinnaars. En dat ze, na het opruimen van de machinegeweren en de wachttorens, nog altijd een beetje Oostenrijks waren. Dus moesten we naar de grens met achtereenvolgens Tsjechië, Slowakije, Hongarije en Slovenië. Voelt u hem al? Dat betekende héél lang in de bus zitten. En héél vroeg opstaan. Een kwelling voor een avondmens als ik. Ik heb gelukkig nooit met Eurolines naar Zuid-Europa hoeven te reizen, maar dit was ongeveer zoiets. In drie dagen hebben we zo’n 15 uur in de bus doorgebracht. Gemiddeld vijf uur per dag. Langer dan bij de wijnbedrijven die we bezochten. De meeste wijnen moesten uit tijdnood worden geproefd tijdens de lunch. Nu ben ik gewend tijdens grotere proeverijen mijn notities direct in de laptop te zetten, maar met een vork en mes in de hand en een bord voor je neus is dat knap lastig. Zeker als je ruim een uur hebt om te eten en om veertig wijnen te proeven. Tijdens de ‘proeverij’ van de tweede dag was er ook nog een barbecue georganiseerd. Nou ja, als je een gasvlam met een bak er boven waarin droge stukken kip worden gebraden een barbecue kunt noemen. De kerriegeur van de kip was zo doordringend, dat je van de wijnen niets meer kon ruiken. Tijdens de laatste lunchproeverij waren sommige flessen leeg, en kon de wijn niet meer worden geproefd. Hoe kun je als organisatie alle grondregels van een serieuze proeverij zo met voeten treden? Willi Klinger wordt bedankt. Letterlijk.
De trip werd gisteren afgesloten met een conferentie. Tijdens de afsluitende voordracht over de geschiedenis van de Oostenrijkse wijn, viel de zaal zo’n beetje collectief in slaap. Dat krijg je van al dat vroege opstaan.
Enfin. Op reis zijn voor de wijn is leuk, maar ik ben blij dat ik weer thuis ben. Ik kan weer lekker mijn kelder induiken met mijn laptop, en de wijnen in alle rust proeven onder de juiste omstandigheden.
Ronald de Groot
op naar california dan maar 😀