Lekker, even een rustig weekend. Even namijmeren over proeverij Le Tour de Champagne, die ons veel positieve reacties opleverde en ons daarmee positieve energie gaf. Maar tegelijk moet er doorgewerkt worden.
Bijvoorbeeld aan een verslag van mijn reis naar het grensgebied tussen Slovenië en Italië, kortgeleden. Ik kende de streek al van eerdere bezoeken, maar deze trip was om meerdere redenen uniek. In de eerste plaats omdat wijnmakers uit twee landen samen iets organiseerden. Dat zie je toch maar zelden. Ze straalden uit dat Collio/Brda eigenlijk één streek is. Wat vroeger, voor het ontstaan van Joegoslavië, overigens ook zo was.
Ook uniek was de focus op rebula/ribolla gialla, zoals deze druif aan twee kanten van de grens wordt genoemd. Puur lokaal, en ook helemaal gemaakt met een lokale touch. Die voor een deel van de producenten bestaat uit een langere of kortere gisting met de schillen, als ware het een rode wijn. Daar blijkt de rebula heel geschikt voor te zijn. Gisting van wit met schilcontact is nogal in de mode, maar hier doen ze het al heel lang, en bovendien met een ongekend gevoel voor nuance, wat in de loop der jaren ook is gegroeid. Kwestie van ervaring. Een echte eye-opener.
Een van de aanwezige collega’s verbaasde zich over mijn positieve reactie op deze wijnen. ‘Je bent toch helemaal geen liefhebber van oxidatieve wijnen?’ Ik was nogal geërgerd over deze opmerking, en dat liet ik ook weten. Het is een voorbeeld van het klassieke hokjesdenken in de wijn. Je wordt ingedeeld in een bepaald hokje, en als je daar dan uit komt, wordt gezegd: ‘terug in je hok.’ Wat een onzin. Overigens zijn de meeste wijnen hier helemaal niet oxidatief, want gemaakt met (kleine hoeveelheden) sulfiet. En als ze wel enigszins oxidatief zijn, dan is het een kwestie van proeven. Is de wijn mooi of niet? Dat is mijn vak. Mezelf of wijnen van te voren in een hokje duwen, nee, dat is niks voor mij. En dat zouden anderen met mij ook niet moeten doen. Leve de rebula. In wat voor vorm dan ook.
Ronald de Groot