Stel je eens voor dat in wijnbladen of zogeheten ‘relatiemagazines’ advertentieteksten volledig in het Frans of in het Duits zouden staan afgedrukt. In Nederland, welteverstaan. Dat zou gegarandeerd niet goed vallen. Wellicht zelfs op hoongelach onthaald worden.
Al even vreemd zouden lezers opkijken, wanneer normale teksten, afgezien van een enkele technische term, gelardeerd waren met woorden uit die bewuste talen. Zo niet wanneer het om Engels gaat. Door bepaalde media wordt daarvan zelfs kwistig gebruik gemaakt om als ‘hip’ gezien te worden en als middel om ‘jong’ over te komen. Kwestie van lifestyle, zeg maar.
Ook in de handel wordt steeds kwistiger gestrooid met interessantdoenerig, Engels marketingjargon, van branding en category manager tot partnership en super premium. En wat te denken van termen als flight, het volstrekt inhoudsloos geworden masterclass of rating? Een en al gebakken lucht. (Wat in goed Engels natuurlijk geen baked air, maar fried air is. Dit echter terzijde.) Idem de kreet powered by, nota bene gebruikt voor een Haagse wijnwinkel en wijnbar met een Franse naam van een bedrijf dat zich er graag op laat voorstaan (bijna) uitsluitend Franse wijnen te importeren. Maar weer wel een belachelijk pseudo-Amerikaans promotiefilmpje heeft laten maken.
In horecakringen is het niet veel beter gesteld, met steeds meer zaken die tegenwoordig inspired by zijn. Om nog te zwijgen van bureaus die communications in hun naam hebben en uitnodigingen versturen voor, schrik niet, een trend event! Zoals? Een voorstelling van Zeeuwse scheermessen… Al net zo bedenkelijk: een wijnmanifestatie met als noemer Amsterdam meets Languedoc. Waarom niet gewoon ‘Languedoc in Amsterdam’? En waarom niet ‘De Smaak van Amsterdam’ in plaats van Taste of Amsterdam? Wie een overtuigend argument heeft, anders dan modieus over te willen komen, mag het zeggen.
Dankzij alle goedbedoelde, maar daarom des te funestere ‘onderwijsvernieuwingen’ van de afgelopen decennia spreekt nog maar een kleine minderheid van de Nederlandse bevolking – ooit zelfverklaard beroemd om zijn talenkennis – andere vreemde talen dan Engels. Leg je oor maar eens te luisteren in de zogenaamde tophoreca. En dan specifiek bij sommeliers die een opleiding van de Engelse WSET volgen – de club die met veel poeha van zichzelf beweert de enige onderwijsaanbieder te zijn waarvan de wijndiploma’s internationaal erkend zouden zijn. Erkend door wie dan wel? Door de WSET zelf! En wat leer je nu helemaal van die WSET? Hopeloos jargon met oneindig vaak herhaalde formules als medium, medium minus en medium plus. Boring!
Nog een steen des aanstoots. In de hoofdstad van Nederland kan het je zomaar gebeuren dat het bedienend personeel in bepaalde eetgelegenheden geen woord Nederlands spreekt. Iets vergelijkbaars, maar dan met Engels en Frans, zou in echte metropolen als Londen of Parijs ondenkbaar zijn. Terecht, want het getuigt bewust of onbewust van minachting voor de thuismarkt. Sprekende waarvan, ik verlang soms heimelijk wel weer eens terug naar die hooghartige Franse sommeliers van destijds die je verbeterden waar je bij zat. Hoewel hun eigen wijnkaarten krom stonden van de spelfouten. Temps perdu.
Heb ik iets tegen de Engelse taal in het algemeen? Nee, alleen iets tegen volstrekt onnodige en ondoordachte na-aperij én tegen bewust gekozen eenzijdigheid op taalgebied. Hoe meer talen je actief of passief beheerst, des te meer voeling je kunt hebben met wat er speelt in wereldwijnland. Met wat mensen echt bezighoudt. Engels heeft in linguïstisch opzicht niets bijzonders waaraan het zijn status van ‘wereldtaal’ kan ontlenen. Gelet op de vele ongerijmdheden in spelling en uitspraak eerder integendeel. Die positie heeft het alleen aan geopolitieke verhoudingen te danken.Een wereld zonder lingua franca – wat het Engels onbetwist is – is echter lastig; daar kun je gewoon niet omheen. Bovendien ben ik jarenlang met een Engelstalige getrouwd geweest. Paradoxaal genoeg heb ik van haar, een Amerikaanse, ooit een mooie uitspraak over Nederlandsheid (!) geleerd: if it ain’t Dutch, it ain’t much. Daar zouden we in Neder(wijn)land wel eens nader over mogen nadenken.