Toen ik vorige week op reis was door Oostenrijk, moest ik met enige regelmaat terugdenken aan een bezoek aan Australië, vrij kort na de eeuwisseling. Met een paar collega’s gingen we naar Palandri, in Margaret River, met in onze achterzak –figuurlijk dan- het laatste rapport van de Rabobank over de wijnwereld. Rabo was destijds een grootmacht in de financiering van wijnbedrijven. Nu wellicht ook nog, maar daar heb ik niet zo’n kijk op. Destijds was de bank zijn tijd met dit soort rapporten zonder meer vooruit. Voor een bank met de focus op het boerenbedrijf is wijn natuurlijk gewoon business –er is weinig romantisch aan, laten we maar zeggen.
Het rapport vertelde precies hoe wijnbedrijven hun productie moesten structureren. Dat ging volgens een pyramide. Je moest om succes te hebben op de markt beschikken over een icoonwijn, aan de top, in kleine hoeveelheden. Dan daaronder een middensegmant, en dan goedkoop –noem het betaalbare, dat klinkt beter- entry–level wijnen aan de onderkant van de pyramide. Tja. Een kind kan de was doen.
Dit soort rapporten is overal goed gelezen. Ik moest er aan denken omdat er in 2013 een commissie in het leven was geroepen om de Oostenrijkse Sekt een nieuwe structuur te geven. U raadt het al, op het scherm bij de powerpoint verscheen een pyramide. Sekt komt in het vervolg op de markt met drie kwaliteitstreden: Sekt Classic, Sekt Reserve en Sekt Grosse Reserve. Appeltje eitje. Origineel zijn is voor dit soort commissies natuurlijk ook geen eis. Denken in Rabobank-concepten is ook niet verboden. Alleen heb je daar geen commissie voor nodig, maar in dat opzicht is Oostenrijk kennelijk net Nederland.
In Burgenland kwamen we een andere uitwerking tegen van het Rabo-concept: de icoonwijn. Bij het Weingut Scheiblofer, aan de oostkant van de Neusiedlersee, kregen we van magnum een rode wijn ingeschonken met de naam ‘Batonnage’. Een project van vijf vrienden: Markus Altenburger, Florian Gayer, Gerhard Kracher, Erich Scheiblhofer en Christian Tschida. Ons werd ingefluisterd dat dit de eerste Oostenrijkse rode wijn was die van Falstaff, het Oostenrijkse wijnmagazine, 100 punten had gekregen. Dat was uiteraard ook de bedoeling. De vijf vrienden –ze begonnen dit project in 2000- wilden een wijn maken van ongekende kracht. Dat was het. Ook moest hij ongekend veel hout krijgen. Hij rijpt twee keer op nieuwe vaten. Dus twaalf maanden op een nieuw vat, en dan weer twaalf maanden op weer een nieuw vat. Tja. Ik sta er bij ons panel om bekend dat ik niets tegen houtrijping heb, maar dit was zelfs mij te veel. De wijn was heel warm, je rook alleen maar hout en een vleugje groenigheid van merlot uit een te warme wijngaard. Ook een concept. Maar een dat hopeloos verouderd is. We liepen terug naar de bus. Een Amerikaanse collega vroeg wat ik van de wijn vond. ‘Eigenlijk niet lekker’, zei ik. Hij gaf me een boks. ‘Ik ook niet’.
Ronald de Groot
Ach jee, en dat nadat de Oostenrijkse wijnen (na het schandaal van destijds) weer zo mooi in de markt werden gezet door o.a. Regina Meij.
Ondernemers; de nekslag voor ‘n kwaliteitsproduct!