Afgelopen week was ik te gast op Sicilië, voor wat daar ‘Sicilia en Primeur’ wordt genoemd. Waar die naam op slaat, heb ik nooit begrepen. Wellicht een knipoog naar de Bordeaux primeurs. Maar de aard van de proeverij is totaal anders. In Bordeaux worden alleen monsters geproefd van de laatste oogst, van wijnen die nog op vat liggen, maar die je al wel kunt kopen. In Sicilië krijg je natuurlijk wel veel wijnen van de laatste jaargang op tafel, maar dat zijn altijd wijnen die al op fles zijn. En je krijgt ook de hele stortvloed van wijnen die op Sicilië worden gemaakt over je heen gegooid, ook van oudere jaren. Dus is het noodzakelijk scherpe keuzes te maken bij het proeven, anders verzuip je genadeloos.
Je moet ook wat verdragen tijdens zo’n bezoek. Ik wil niet klagen hoor, maar toen we afgelopen vrijdag met zijn allen een voormalige kerk in werden gedreven voor een ‘conferentie’ van twee uur die een half uur te laat begon – en dus ook een half uur te laat eindigde, en die geheel in het Italiaans werd gehouden, had ik het wel even gehad. Dat collega’s van ons ontsnapten om buiten een biertje te drinken, was meer dan te billijken.
Gelukkig zijn er ook altijd weer de momenten die leerzaam zijn, gesprekken met producenten waar je wat aan hebt om beter te begrijpen hoe de wijnwereld, en Sicilië in het bijzonder, in elkaar zit. Zo sprak ik met Gaetana Jacono, de eigenaresse van Valle dell’Acate, een bedrijf in de wijnstreek bij Vittoria, aan de zuidkant van het eiland. Ze vertelde me dat ze haar focus had gelegd op de lokale druif frappato. Dat verbaasde me, want de blend met de druif nero d’avola heeft meer prestige, want hij geniet de status van DOCG als Cerasuolo di Vittoria. Puur Frappato geniet ‘slechts’ de DOC Vittoria. Maar ze legde me uit dat de vermelding van één druif op het label domweg beter verkoopt.
Een Australisch onderzoek van afgelopen week laat zien dat ze gelijk heeft. In de tien belangrijkste exportlanden voor Austalië is in zeven van de tien de druif de belangrijkste factor bij de wijnkeuze, of de op één na belangrijkste. Alleen in Japan en in Zuid-Korea wordt de wijn gekocht op basis van de combinatie met een gerecht. Beschaafde landen, dat wisten we al langer.
Maar goed, Australiërs zijn dol op dit soort onderzoeken. Want ook is natuurlijk bekeken wélke druiven het meest populair zijn bij de wereldwijde wijndrinkers. Ach, dan kom je natuurlijk bij het bekende rijtje van merlot en cabernet sauvignon – nog altijd – en bij wit sauvignon blanc en chardonnay. Shiraz, een soort handelsmerk voor het land, daalt wat in populariteit, vooral in Australië zelf.
Maar waar zijn deze cijfers eigenlijk goed voor? Want wat nu populair is, hoeft dat straks niet meer te zijn. En als je een wijngaard plant voor de langere termijn, lijkt me dat heel moeilijk te voorspellen. Nu schijnen de Australiërs meesters te zijn in het ook snel weer rooien van onrendabele wijngaarden, maar dat moet ook wel. Want als er éen land is geweest waarin overschotten van populaire druiven de druiventelers de afgelopen jaren tot wanhoop hebben gedreven, was het wel Australië.
In die zin hebben de Sicilianen natuurlijk de perfecte uitweg gevonden. De afgelopen jaren hebben ze zich gericht op het maken van eendruifswijnen van lokale druiven. Dus weg van de mainstream van bekende rassen, zoals de bovengenoemde. Maar toch ook weer mainstream, omdat het wijnen zijn op basis van één druif. Dus noem ze maar op, de druiven die je hier groot op het etiket ziet staan. Voor wit bijvoorbeeld grillo, catarratto, carricante of inzolia. Bij rood vooral nero d’avola, maar dus ook frappato en niet te vergeten perricone. Allemaal onder het label Sicilia DOC of de IGP Terre Siciliane. Allemaal mono-cépage. Superslim. Ik constateerde al eerder dat de Italianen meesters zijn in marketing. Nu de nieuwe rassen nog wat meer bekendheid geven, en klaar is kees. Zo heb je het beste van twee werelden. Slimme jongens – en meisjes, die Sicilianen.
Ronald de Groot