Wat moeten we denken van de volgende uitspraak? ‘Ik snap niet goed dat ik darmkanker heb, want ik heb altijd gezond gegeten. Altijd biologische producten, dus hoe kan dat nou?’ Ook wij kregen dit onlangs weer te horen. Het is een van de misverstanden rondom het label ‘biologisch’, met het mooie groene vlaggetje van de Europese Unie op de verpakking. We konden het afgelopen week nog maar eens een keertje lezen in een interessant interview in het NRC. | Agro-bioloog Henk Breman, een landbouwwetenschapper die lang in Afrika werkte, bestrijdt de stelling dat biologisch voedsel gezonder is: ‘Daar is geen bewijs voor. Kunstmest bevat dezelfde voedingsstoffen als organische mest. Dus dat maakt geen verschil voor de gezondheid. Het gebruik van pesticiden kan wel een verschil maken. Soms zitten er resten op ons voedsel en op dat punt is er verbetering mogelijk. Maar we moeten de gevaren niet overdrijven. De concentraties pesticiden in ons lichaam zijn uiterst klein en meestal ongevaarlijk.’ Een belangrijk nadeel van biologisch boeren zijn de lage opbrengsten, waardoor een veel groter gebied voor landbouw nodig is voor voedselproductie, zeker als je ook het gebied meerekent dat het vee nodig heeft voor de productie van mest, als je geen kunstmest gebruikt.
Het blijft een lastig verhaal. Voor vrijwel niemand is een label als ‘biologisch’ goed te begrijpen. Biologisch en wijn is al helemaal lastig. Overal waar ik langskom, is de situatie anders, en vaak volledig anders. Vorig jaar in Bordeaux was de stemming bij biologische producenten niet erg vrolijk. Met name biodynamisch werkende producenten moesten vanwege de aanhoudende regen meer dan dertig keer de wijngaard in om te spuiten – met koper nog wel. Het is moeilijk vol te houden dat dit duurzaam is en goed voor mens en planeet. Maar in de Costières de Nîmes kwam ik bij producenten die biologisch werken zonder ook maar één keer koper te spuiten. Eerder al zag ik dat ook in Ribera del Duero. In droge wijnstreken met weinig ziektedruk heeft biologisch dus een heel andere betekenis dan in natte wijngebieden. En dan heb je nog alles er tussenin. En het verhaal van bemesting ligt bij wijn ook genuanceerder. Goede wijn wordt gemaakt van arme ondergronden. Dus veel mest is niet nodig. Biologisch werkende wijnboeren maken vaak zelf compost. In het verleden moesten uitgeperste schillen in Frankrijk naar de distilleerderij, maar tegenwoordig kun je toestemming krijgen er compost van te maken. Een goede zaak, en zeker ook duurzaam. Ook zijn er biologisch werkende wijnboeren die in de winter schapen in de wijngaard laten grazen. Dat heeft twee voordelen. Het zorgt voor natuurlijke bemesting, en de onderbegroeiing wordt lekker kort gehouden. Heel duurzaam, maar ook hierbij zie je uiteraard flinke verschillen en bovendien heeft lang niet iedereen dezelfde (financiële) mogelijkheden.

Ik kan moeilijk anders concluderen dan dat het bio-logo wel leuk is, maar eigenlijk heel weinig zegt. De mens zoekt houvast in dit soort certificaten, dat is de aard van het beestje. Maar zo’n logo en certificaat zijn een vlag die de lading niet dekt, omdat de werkelijkheid daarvoor veel te ingewikkeld is. Zeker bij de productie van wijn.
Om maar te zwijgen over het gezondheidseffect van bio-producten. De mens heeft tegenwoordig het idee dat je hele gezondheid onder controle kan worden gebracht met voeding en voedingssupplementen. Voor sommige kankervormen is er ongetwijfeld een verband met de voeding en zeker is dat het geval met overgewicht. Maar dat je door het consumeren van biologische producten minder kans hebt op het krijgen van kanker, daar zou ik maar niet op vertrouwen. Dat biologische wijn in sommige gevallen duurzamer is en zorgt voor meer biodiversiteit, dat mogen we gelukkig wel verwachten.
Ronald de Groot, hoofdredacteur.
