De Huglin-index (HI) is een warmte-index, ontwikkeld door Pierre Huglin, speciaal voor de wijnbouw. Alsacien Huglin presenteerde deze in zijn boek ‘Biologie et Écologie de la Vigne’ (1986). De index gaat uit van temperatuur, met als beginsel dat een wijnplant onder de 10º Celsius niet actief is. Hij kijkt naar de gemiddelde maximale dagtemperatuur (TX) en de gemiddelde dagtemperatuur (TG), en dit gedurende 6 maanden van het groeiseizoen (april t/m september voor het noordelijk halfrond, oktober t/m maart voor het zuidelijk halfrond). Dit doen andere klimaatindices, zoals de Winkler Index, min of meer ook, maar Huglin houdt ook rekening met de breedtegraad van het wijnbouwgebied. Daarom is er een correctiefactor (l) voor de verschillen in daglengte tussen gebieden vanaf 40º en meer NB of ZB. Deze varieert van 1,02 tot 1,06 voor liggingen tussen 40º en 50º, de zone waarin –op het noordelijk halfrond in ieder geval– de meeste van ’s werelds bekende wijnbouwgebieden liggen.
De Huglin-index houdt ook rekening met de breedtegraad van het wijnbouwgebied
Alle belangrijke druivenrassen kregen eveneens een Huglin-index, die aangeeft wat de minimale warmtesom van een wijnbouwgebied moet zijn, wil het bewuste druivenras er rijp kunnen worden. Dus hoe hoger de HI, hoe warmer een gebied is en hoe meer warmte een variëteit nodig heeft. Zo heeft de Rheingau een HI van ± 1800 en riesling een HI van 1700; riesling wordt er in principe dus goed rijp. Avignon heeft een HI van bijna 2500, terwijl grenache noir maar een HI van 2100 heeft; de kans op overrijpheid en veel alcohol is daar dus groot. In Bordeaux, met een HI van iets meer dan 2100, zijn de tijden van groene Cabernet al even verleden tijd en Rioja is met een HI van ca. 2350 perfect voor tempranillo.
De Huglin-index is te berekenen via de volgende formule (échte nerds zoals ik hebben zo’n formule uiteraard in excel en houden voor ieder wijngebied de HI bij;-)):
De Huglin Index is waarschijnlijk wel de beste “index” op het gebied van wijnbouw in de “oude wijngebieden”. Weliswaar met een correctie op “uren daglicht” voor de wat noordelijker (op het noordelijk halfrond) liggende gebieden. Toch zijn er wel wat verbeteringen mogelijk die (al jaren geleden) werden toegepast door de Brabantse wijnbouwers, nu wijnbouwers der lage landen). De druivenplant reageert op temperaturen boven de 10°C, ook al vallen die dagen in bijvoorbeeld maart. Bovendien rijpen de druiven in oktober en zelfs soms een paar dagen in november ook door bij temperaturen boven de 10°C. Als je de som neemt vanaf 1 januari tot 1 december (of eigenlijk beter tot de pluk) krijg je betere gegevens voor bijvoorbeeld Nederland (vooral vanwege oktober gemiddeld zo’n +150-200 punten). Dat verklaart ook waarom Pinot Noir en Chardonnay in bijvoorbeeld Zeeland tegenwoordig goed rijp zijn te krijgen terwijl dat volgens de originele berekening niet zou kunnen.