Qvevri of kvevri zijn aardwerken kruiken die van oorsprong uit Georgië stammen (in het Georgisch: ქვევრი). Na het vormen en bakken, worden ze doorgaans ingegraven in de grond en gebruikt voor gisting, rijping en opslag van wijn, nog steeds. Ze worden vaak amforen genoemd –tot ergernis van puristen–, maar hebben geen oren en geen vlakke onderkant. Bovendien zijn qvevri doorgaans niet helemaal waterdicht en dus vaak van binnen gecoat met bijenwas. Ook bepaalde traditionele amforen uit Portugal, zogenaamde talhas, hebben een coating, van dennenhars en bijenwas. En de wijn werd (en wordt soms nog steeds) afgedekt met een laag olijfolie, tegen oxidatie en verontreiniging.
Talhas kunnen trouwens eeuwen meegaan.
Amforen zoals die nu nog gemaakt worden in Italië (vooral Toscaanse anfore) en Spanje (tinajas) zijn met een inhoud van 200-900 liter beduidend groter dan Romeinse amforen uit de Oudheid. Ze komen van specifieke klei met een bijzondere minerale samenstelling en zijn doorgaans hard gebakken; ze zijn waterdicht maar ademen wel. De diverse soorten en vormen van aardewerk zijn vanaf eind jaren 90 weer populairder geworden bij wijnmakers, tegenwoordig over de hele wereld. Zeker voor orange en amber wine zijn ze in trek, maar wijnen uit amforen worden ook meer en meer gebruikt als onderdeel van een assemblage (met ook wijn uit RVS, hout e.a.). Ervaringsdeskundigen roemen de puurheid van smaak en de fijne textuur van de wijnen uit aardewerk. Goede kruiken laten voldoende zuurstof door maar geven geen smaak af; ze kunnen dus dienen als alternatief voor hout. Door hun eivorm is het contact met de gisten anders dan in een barrique. In feite vormen de verschillende aardewerken vaten die al heel lang voor wijnbereiding worden gebruikt de inspiratie voor moderne betonnen eieren, als die van Nomblot.
Lars Daniëls, Magister Vini.