Gisteren kwam ik aan in Florence voor een van de leuke events van Italië: de anteprima. Daarbij krijg je een voorproefje van de nieuwe jaargangen die in Toscane op de markt komen, dus op fles en van de nieuwste jaargang, 2017, die nog op vat ligt. De kwaliteit van de wijnen van dat jaar ziet er overigens goed uit. Maar wat vooral interessant blijft, is natuurlijk het ‘grote geheel’. En de rode draad van de proeverijen hier, dat is onmiskenbaar de lokale druif, de sangiovese. Daar wordt ook steeds meer de nadruk op gelegd, terwijl hij in het verleden nogal eens werd ‘weggemoffeld’. Dus dat is even wennen. Net als pinot noir en nebbiolo is het een druif die de wijnen niet zoveel kleur geeft, en daar waren ze hier nogal bang voor. Dus gooiden ze er vaak andere druiven bij om hem meer kleur te geven. En in veel gevallen gebeurt dat nog steeds, uit angst voor met name de Amerikaanse consument. Dus als hier wordt gezegd dat het karakter van de sangiovese sterk wordt bepaald door terroir, dan vraag je je ook even af hoe je dat precies zou moeten weten, met al die toevoegingen die nog steeds gangbare praktijk zijn. Dat is bij pinot noir of nebbiolo gelukkig niet het geval. Dus ik wil het allemaal graag geloven, maar laten ze dan eerst druiven als merlot en cabernet-sauvignon in Chianti nu eens helemaal weglaten. Dan praten we weer verder.
Ronald de Groot
Beste Ronald, in principe ben ik het heel hardgrondig met je eens. Die druiven horen daar eigenlijk niet thuis. Wel eens lekkere Chardonnay uit Italië geproefd? Maar zoals altijd zijn er uitzonderingen op de regel, vast ook met die Chardonnay. Dat maakt de wijnwereld overigens ook zo boeiend. Als ik bijvoorbeeld de Don Tommaso van Principe Corsini proef, dan is dat toch een voorbeeld van een hele mooie, ook met verschillende prijzen onderscheiden wijn, gemaakt van 70-80% sangiovese druiven en de rest merlot. Het kan dus wel geslaagd zijn. Maar op de hoofdregel helemaal eens. Zo veel meer karakter bij de autochtone druivenrassen. Maar onbekend onbemind? Zoiets?