Klimaatverandering: Noodzakelijke aanpassingen (deel 2) - Perswijn
Achtergrond & Interviews

Klimaatverandering: Noodzakelijke aanpassingen (deel 2)

Zoals in deel 1 beschreven, is klimaatverandering een feit, ongeacht de oorzaken. Maar het lijkt overduidelijk dat ze veroorzaakt wordt door de mensheid en het is aannemelijk dat we de opwarming en veranderingen slechts kunnen remmen, niet voorkomen. De wijnbouw zal zich dus moeten aanpassen aan de veranderende omstandigheden. Om de mogelijke aanpassingen in beeld te brengen, heb ik onderscheid gemaakt tussen mogelijkheden voor nieuwe aanplant en aanpassingen van bestaande wijnbouw.

Nieuwe gebieden

Omdat klassieke wijnbouw sterk verbonden is met bepaalde klimaatzones (gebieden met gemiddelde temperaturen in het groeiseizoen van 12-22 °C), is een evident gevolg van de opwarming dat deze zones verder van de evenaar af bewegen en zich verplaatsen naar hoger gelegen gebieden. Dit betekent in principe dat wijnbouw in bepaalde, nu al hete gebieden steeds moeilijker en wellicht onmogelijk wordt. Maar ook dat voorheen te koele gebieden langzamerhand nieuwe mogelijkheden bieden. Om even naar het noordelijk halfrond te kijken, waar meer land is en de opwarming groter is dan op het zuidelijk halfrond: wijnbouw in (delen van) landen als Engeland, Nederland, Duitsland, Polen, Canada en zelfs Denemarken zou grootschaliger kunnen worden. En als het ook nog droger wordt, is zelfs wijnbouw met klassieke druivenrassen beter mogelijk. Maar het wordt zeker niet overal droger. Uiteraard kunnen producenten in bepaalde gebieden, zoals in Argentinië, Chili en Zuid-Afrika, maar ook in de Alpenlanden nog wel hogerop aanplanten. Dat gebeurt ook al steeds meer.

Andere rassen

Een tweede logische gedachte naar aanleiding van de opwarming is het aanplanten van andere druivenrassen. Dit is in principe een optie voor de hele wereldwijnbouwzone, behalve voor de nu al zeer hete gebieden. Een keuze voor andere druivenrassen, die later rijpen, is vooral voor gebieden waar weinig of geen voorschriften bestaan wat betreft verplichte druivenrassen een voor de hand liggende en realistische optie. Denk aan gebieden op het zuidelijk halfrond of de IGP’s van de Languedoc. In klassiekere wijnbouwregio’s is het met name een optie voor gebieden die assemblagewijnen produceren, zoals Bordeaux en de zuidelijke Rhône. Daar kunnen producenten meer petit verdot gaan planten op de linkeroever en meer cabernet franc op de rechteroever, iets wat al gebeurt. Voor de zuidelijke Rhône geldt dat producenten meer mourvèdre en meer carignan gaan gebruiken, en als het reglement het toelaat, ook zogenaamd vergeten rassen als counoise noire en piquepoul noir. Ook dat wordt al gedaan, bijvoorbeeld in Lirac. Uiteraard kan bij nieuwe aanplant ook gekeken worden naar nieuwe kruisingen en zelfs moderne hybriden. Afhankelijk van de klimaatzone waarvoor ze bedoeld zijn, kunnen die gericht zijn op verhoogde schimmeltolerantie (met aandeel niet-Vinifera), of op fenolische kwaliteiten met behoud van typiciteit en betere resistentie tegen droogte (zoals de mediterrane Vinifera-kruisingen marselan en caladoc).

Onderstokken

Bij nieuwe aanplant is het niet alleen goed om naar andere rassen te kijken, maar uiteraard ook naar onderstokken die beter bestand zijn tegen de veranderende omstandigheden. In veel wijnbouwgebieden gaat het dan om betere droogteresistentie en gevoeligheid voor zouten en andere mineralen – wat flink kan verschillen per onderstok. De bekendste onderstokken met goede droogteresistentie zijn gebaseerd op de Amerikaanse druivensoort Vitis berlandieri (groeit van nature onder andere in Texas en heeft ook een goede kalkresistentie), zoals Richter 110, 140Ru en Fercal. Deze hebben namelijk van nature diepgaande wortels, iets dat nog kan worden versterkt door de plantdichtheid te vergroten.
Aanplant van ‘vergeten’ Rhône-druiven bij Gourt de Mautens, Rasteau, Frankrijk
Naast droogteresistentie is ook verhoogde zouttolerantie van steeds groter belang, zeker in geïrrigeerde wijngaarden, waar bodems verzadigd raken met zouten uit het irrigatiewater. Heel gaaf is dat onderzoek onder meer heeft geleid naar een wilde druif die groeit in Grapevine Canyon in Death Valley. Inderdaad, die voelt zich van nature lekker in het bloedhete en kurkdroge nationale park met een zoutwoestijn op de grens van Nevada en Californië, en blijkt een opmerkelijk hoge zouttolerantie te hebben. Daar waar geen Amerikaanse onderstokken nodig zijn, zoals in Chili, planten bedrijven (bijvoorbeeld Viña Errázuriz) tegenwoordig trouwens een droogtegevoelig ras als merlot op de wortels van de inheemse en goed aan de omstandigheden aangepaste país.

Bodemverschillen

Welke onderstok waar het beste werkt, blijft echter afhangen van het bodemtype. En in sommige gebieden is een verschuiving van aanplant van arme, goed drainerende bodems naar iets rijkere, meer watervasthoudende bodems wellicht ook interessant. Om een Duits voorbeeld te geven: van leisteen of zandsteen naar kalkmergel? Uiteraard heeft dit wel invloed op de typiciteit van wijnen. Maar het kan ertoe doen en niet alleen met betrekking tot watervasthoudcapaciteit. De verschillen in temperaturen tussen bodems kunnen groot zijn, zo laat onderzoek van prof. dr. Schultz (zie ook deel 1) zien. De bodemtemperatuur van donkere leisteen kan overdag wel 9 °C hoger liggen dan die van witte kalksteen; leisteen absorbeert de warmte. Maar witte kalksteen, met zijn grote reflectie, zorgt weer voor een aanzienlijk hogere temperatuur (tot + 4 ºC) in de druivenzone. Deze verschillen zijn uiteraard van invloed op de groei en rijping van de druiven, en op hun aroma’s en fenolen.

Reputaties

Voor gebieden die een reputatie hebben opgebouwd met één specifiek druivenras liggen de zaken lastiger; die zullen hun paradedruif (en hun beroemde terroirs) niet zomaar opgeven. Want uiteindelijk staat niet alleen de reputatie van zo’n gebied op het spel, maar ook de kwaliteit van leven aldaar. Vosne-Romanée van syrah klinkt raar en is heel ver weg. Met name in deze gebieden zullen wijnmakers steeds meer naar aanpassing van de huidige wijngaarden moeten streven. Maar ook wat dat betreft is er gelukkig nog behoorlijk veel speelruimte. Los van wat wijnboeren op basis van ervaring in de praktijk al aan adaptatie doen, geven allerlei wetenschappelijke onderzoeken veel mogelijkheden aan. En als de mindset in de wijnwereld echt gericht zal zijn op minder in plaats van meer rijpheid, op natuurlijke balans in plaats van ‘zoveel mogelijk van alles’, dan zal waarschijnlijk blijken dat die wijnbouw meer aankan dan we nu denken.
Stel je voor, syrah in Clos de Bèze, nee toch

Loofwandbeheer

Dus wat zijn die mogelijkheden van aanpassingen van en in bestaande wijngaarden? Hier volgt een beknopte, verre van complete opsomming. Allereerst kun je anders kijken naar het loofwandbeheer. Het kan goed zijn extra blad te laten hangen voor meer schaduw en minder kans op zonnebrand en op bijvoorbeeld – bij riesling – goût de pétrole. Meer schaduw kan echter leiden tot druiven met meer zuren en minder suiker. Ook de kans op groene, onrijpe aroma’s neemt toe, plus de kans op rot als de ventilatie niet in orde is. Iets dat hiermee samenhangt, kan grotere winst opleveren: bij herinrichting van de wijngaard is het zinvol te kijken naar een andere richting van de rijen. Onderzoek van Geisenheim University liet zien dat een rijrichting van zuidwest naar noordoost 2 tot 3 graden verkoeling opleverde aan de westkant van de loofwand, die de meeste namiddag- en avondzon ontvangt.

Begroeiing

Een belangrijke rol ter verzachting van de effecten van klimaatverandering kan zijn weggelegd voor (winter)begroeiing of groenbemesting, zo typerend voor biologische wijnbouw. In gebieden met genoeg neerslag is het gezonde competitie voor de druivenplanten, die daardoor dieper gaan wortelen. Ook gaat begroeiing erosie tegen, iets dat een groter probleem wordt met een veranderend neerslagpatroon (meer heftige neerslag en kans op wegspoelen van bodems). Hoe goed begroeiing de bodem kan vasthouden, en hoe snel die anders kan wegspoelen, heb ik met eigen ogen mogen aanschouwen bij Weingut Ernst Triebaumer en zijn niet-biologisch boerende buurman aan de Neusiedlersee. Bij die laatste was na langdurige regenval wel een halve meter toplaag weggespoeld. Ook in droge gebieden heeft extra beplanting zin, zij het als winterse groenbedekker. In het warme Swartland bijvoorbeeld zaaien wijnboeren lupines en dergelijke tussen de ranken. In het voorjaar werken ze die de bodem in of knakken ze om; de planten voorzien de bodem van extra organisch materiaal en verhogen daarmee de capaciteit van de bodem om water vast te houden en stikstof te binden. Ook verlagen planten de evapotranspiratie. Dat laatste doet ook stro op wijngaarden in de rustperiode, zoals in Gärkammer in het Duitse Ahrdal. In de vegetatieperiode kan het uit datzelfde oogpunt belangrijk zijn de bodem minder open te werken.

Slimmere irrigatie

Gebieden waar de wijnbouw nu al niet zonder irrigatie kan, komen vaak nog meer onder druk te staan, zo zagen we in deel 1. Irrigatie zal dus (nog) slimmer en effectiever moeten worden toegepast, qua systemen, timing en hoeveelheden. Relatief recente methoden als partial root drying (PRD), waarbij slechts één kant van de ranken wat water krijgt, zijn niet alleen interessant met het oog op druivenkwaliteit, maar ook in het licht van waterschaarste. Datzelfde geldt voor andere vormen van beperkte irrigatie, zoals sustained deficit irrigation (SDI) en regulated deficit irrigation (RDI), waarbij soms wel 70% minder water gegeven wordt dan de waterbehoefte op basis van de evapotranspiratie is. Dat blijkt te kunnen zonder sterk negatief effect op opbrengsten.

Schadelijke insecten

Een indirect gevolg van klimaatverandering is de opmars van bepaalde schadelijke insecten en ziekteverspreiders in gebieden waar ze voorheen nauwelijks problemen gaven. Voorbeelden zijn de suzukifruitvlieg en het van oorsprong Amerikaanse insect dat de bacterie overbrengt die de ziekte flavescence dorée veroorzaakt. Er wordt veel onderzoek gedaan naar de relatief nieuwe problemen die ze veroorzaken of met zich meebrengen. En er worden zowel bestrijdingsmiddelen tégen geproduceerd als manieren om (grote) schade te voorkomen en te beheersen.

Eerder en ‘s nachts oogsten

Hoewel deze serie gaat over het effect van klimaatverandering op de wijnbouw toch even kort iets over aanpassing van de vinificatie. Die begint al bij de oogst, zou je kunnen zeggen. De gemiddelde oogstdata zijn, zoals in deel 1 duidelijk werd, wereldwijd aanzienlijk vervroegd. Op sommige plekken kan nog wat eerder worden geoogst, om te hoge alcoholgehalten te voorkomen. Die trend zie je in meerdere warme gebieden, van Maipo tot de Roussillon. Maar druiven moeten natuurlijk wel rijp zijn, dus het houdt een keer op. Om frisheid en aroma’s te bewaren, is het sowieso goed om in warme gebieden en jaren ’s nachts te oogsten, wanneer de buitentemperaturen op hun laagst zijn. Ook de druiven direct beschermen en afkoelen met droogijs wordt om vergelijkbare redenen steeds vaker gedaan.

Hele trossen, nieuwe gisten

De bekende Zuid-Franse oenoloog en consultant Philippe Cambie geeft nog twee andere trends aan die te maken hebben met warmere oogstjaren en het probleem van hoge alcoholpercentages. Ten eerste wordt in de zuidelijke Rhône weer (want het is eigenlijk heel traditioneel) steeds meer met hele trossen gewerkt: dat geeft wijnen met wat minder alcohol. De steeltjes bevatten namelijk water, zo legt Cambie uit, en dat verdunt de wijn een beetje. Bovendien nemen ze wat alcohol op. Ten tweede is de industrie hard op weg nieuwe gisten te ontwikkelen die minder suiker omzetten, maar wel droge wijnen geven (bijvoorbeeld IONYS WF van Lallemand en INRA; zie komende Perswijn 2017-7). Dat kon eerder al met behulp van genetisch gemodificeerde gisten, maar die zijn (nog) niet geaccepteerd in Europa. Uiteraard kunnen er vele andere trucs worden uitgehaald in de wijnkelder. Zo kun je water toevoegen en/of alcohol aan de wijn onttrekken, maar dat zijn procedés die niet overal zijn toegestaan en ook niet direct met kwaliteitswijnbouw geassocieerd worden. Aanzuren daarentegen lijkt wel geaccepteerd, ook door goede wijnproducenten.

Druivenplanten kunnen veel aan

Of aanpassing genoeg zal zijn om succesvol met de klimaatverandering om te gaan, weet niemand nog, ook omdat we nog niet weten welke vaart het zal lopen. Maar druivenplanten, mits goed behandeld, hebben al bewezen veel te kunnen doorstaan. De oudste commerciële wijngaarden ter wereld, daterend van de negentiende eeuw, bewijzen dat.
Dit artikel is eerder verschenen in Perswijn #8 van 2016. Hier kunt u Perswijn #8 2016 (201608) nabestellen.
Tekst & fotografie: Lars Daniëls MV

Reageer op dit item

nl Nederlands